897
24 JUNI 1971
te treden,,
Gelukkig heeft u zelf gezegd, dat de raad niet meer te laat ge
confronteerd mag worden met hetgeen er gebeurt. Ik behoef u niet in
herinnering te brengen dat er van de zijde van de K. V.P, -fractie bij
herhaling is gezegd - door mevrouw Van Mierlo-Mutsaers, de heer
Brooimans en mij - dat duidelijker informatie over deze zaken nood
zakelijk is. De raad moet uit zijn midden commissarissen hebben en
daarmee invloed op het bestuur, maar wij weten niet welke invloed dat is,
noch hoe de gang van zaken verder zal zijn. Toen werd eveneens gesteld
dat de begroting voor 1970 door de raad van commissarissen was aange
nomen en niet meer door de gemeenteraad besproken hoefde te worden.
Dat kan in het verleden misschien wel eens goéd zijn geweest maar ik
geloof dat er in de naaste toekomst, hoewel er speelruimte moet zijn
voor de raad van commissarissen of de gedelegeerden in samenwerking
met de directie en men ons niet dagelijks op de hoogte behoeft te hou
den, voor de gemeenteraad een mogelijkheid moet zijn om de zaak
duidelijk te blijven volgen. Ik neem dan ook van uw college de toe
zegging aan, dat ons in de toekomst de nodige informatie niet zal wor
den onthouden en dat u tevens de methodiek van het geven van die na
dere informatie nog verder zult uitwerken.
De heer SPANJER: Ik ben enigszins teleurgesteld door het betoog
van wethouder Melzer, Het schijnt bijzonder moeilijk te zijn precies
te begrijpen wat ik met die bezettingsgraad bedoel. Op mijn vraag
daarover heb ik geen antwoord gekregen, maar voordat ik daarop inga
wil ik enkele hoofdpunten uit mijn betoog naar voren halen die met
elkaar in verband staan.
Het betreft namelijk het statussymbool, de sociaal-culturele
sfeer - wethouder Melzer spreekt daar van "open huis"; ik weet niet
of wij dan hetzelfde bedoelen, maar ik weet wel wat ik bedoel met
sociaal-culturele sfeer - en de bezettingsgraad, die ogenschijnlijk
misschien niets met elkaar te maken hebben. Er bestaat echter wel
degelijk verband tussen deze zaken. Wanneer wij niet willen dat het
Turfschip een statussymbool gaat worden, moeten wij streven naar een
zo hoog mogelijke bezettingsgraad. Dit laatste is slechts mogelijk wan
neer wij behoorlijke cijfers over een haalbare prognose hebben, opdat
wij kunnen weten op welke momenten het Turfschip niet economisch
verhuurbaar is. Dergelijke momenten zijn er vele in de loop van het
jaar en wij zullen het gebouw dan moeten gaan gebruiken voor de so
ciaal-culturele sfeer. Het behoeft helemaal niet te betekenen dat -
zoals de heer Van Graafeiland veronderstelt - de gemeentesubsidies moeten
worden opgevoerd. Er zijn tal van gebeurtenissen, waarvoor de gemeente
reeds lang subsidie beschikbaar stelt op een andere begrotingspost. De
speelinstuif is daarvan een heel duidelijk voorbeeld, Deze instuif wordt
georganiseerd op een moment dat er in het Turfschip niets te doen is
en dat de ruimten daar nu zelfs met de beste wil van de wereld niet
economisch verhuurbaar zijn. Laat men dan voor die functies en voor
die ruimten de bezettingsgraad zo hoog mogelijk opvoeren. Men be
reikt dan immers in elk geval dat het Turfschip een utiliteitsgebouw i
wordt en geen statussymbool blijft.
De heer VON SCHMID: Met het antwoord van wethouder Broeders
ben ik eigenlijk wel blij, want ik meen dat hij de zaak heel duidelijk
heeft gesteld. Hij heeft erop gewezen dat het heel moeilijk is "neen*'
te zeggen. Wanneer wij nu "ja" zeggen, scheppen wij de mogelijkheid