907
24 JUNI 1971
problemen van vele jongeren erg groot zijn. Het lijkt ons echter juist
dat de raad op de hoogte wordt gehouden van de gang van zaken. Wij
zouden bijvoorbeeld graag een kwartaalrapport ontvangen, waarin een
duidelijk overzicht wordt gegeven van de financiële uitgaven, dit ter
voorkoming van eventuele moeilijkheden naderhand.
Als dit voorstel, zoals onze fractie hoopt, wordt aangenomen,
wensen wij het j. a. c. veel succes toe.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Omdat ik de afdelingsvergadering
ontijdig heb moeten verlaten wil ik een korte vraag stellen. Zal het
j.a.c., als wij dit voorstel aannemen, per 1 juli kunnen gaan draaien,
of moet er met betrekking tot de financiën eerst een goedkeuring uit
Den Bosch afkomen?
De heer AMERICA: In de K. V. P. -fractie is het voorstel aan de
orde geweest en ik vind het prettig te kunnen mededelen dat alle aan
wezige leden van de fractie hun instemming met dit voorstel betuigen.
Graag vraag ik aandacht voor drie aanbevelingen. In de eerste
plaats wil ik de gemeenteraad vragen het college te verzoeken opnieuw
te gaan praten met het ministerie van c. r. m.want wij zijn van me
ning dat deze activiteit primair door het rijk gesubsidieerd zou moeten
worden. Deze activiteit is niet slechts een gemeentelijke, maar duide
lijk ook bedoeld voor de regio-Breda. Ik zou het daarom jammer vin
den als wij twee jaar lang dit experiment bekostigen, zonder op het
rijk druk te blijven uitoefenen ter subsidiëring. Ik wil dus het college
vragen er namens de gehele raad bij c, r. m. op aan te dringen dit jeugd-
adviescentrum alsnog te subsidiëren.
In de tweede plaats staat in de stukken dat een huishoudelijk re
glement opgemaakt is of zal worden bij het jeugd- en jongerencentrum,
de instelling waaraan het j. a. c. formeel en juridisch wordt gekoppeld.
Natuurlijk is het niet onze zaak een huishoudelijk reglement op te stel
len, maar ik beveel aan het huishoudelijk reglement zodanig op te stel
len dat er alle ruimte blijft voor het experiment. Enerzijds moet het
jeugd- en jongerencentrum de verantwoordelijkheid voor de inhoude
lijke beleidsbepaling duidelijk bij de beleidscommissie van het j. a„ c.
leggen, terwijl anderzijds die beleidscommissie bereid moet zijn die
verantwoordelijkheid ten volle te dragen.
Wij zijn in de derde plaats van mening dat er, als dit een echt
experiment wil zijn, buiten de beleidscommissie een groep moet ko
men die, zonder invloed op het beleid uit te oefenen, de experimenteer-
periode wetenschappelijk op enige afstand begeleidt, zodat het mogelijk
is na het experiment verslag uit te brengen, aan de hand waarvan voor
stellen kunnen worden gedaan over de wijze waarop het j. a. c, verder
moet functioneren in de regio-Breda. Ik bedoel hiermee niet het functio
neren van het j. a. c. op zichzelf, maar het functioneren ervan in relatie
met allerlei andere, bestaande instellingen, die de pretentie hebben een
bepaalde werkvorm eveneens te verrichten of gezien kunnen worden als
een verlengstuk van het j, a. c.omdat er bij hen ook sprake is van cu
ratieve hulpverlening.
Als prettige bijkomstigheid meen ik te kunnen opmerken dat een
dergelijke begeleiding ook een niet, of niet voldoende, functioneren
van die andere instellingen zou kunnen signaleren. Het zou langs de
ze weg mogelijk zijn de doelstellingen van de zeer verschillende in
stellingen die er op dit moment functioneren te toetsen aan de behoefte