909 24 JUNI 1971 In het stuk wordt gesproken over het opvoeren van de informatie; een veel gehoorde en graag gebruikte kreet. Laten wij toch voorzich tig zijn met het steeds maar praten over informatie. Iemand die iets begint, start tegenwoordig met een documentatie. In de literatuur op dit gebied verschijnen tegenwoordig echter al stukken die waarschuwen voor het opvoeren van de informatie. Na het opvoeren van die informa tie hoort men dadelijk niets meer. Overigens ben ik van mening dat er in onze gemeente goede instellingen bestaan die de benodigde informa tie echt wel kunnen geven. Onze angst wordt nog groter omdat het ministerie van c. r. m. niets geeft. Wij willen ons wel aansluiten bij hetgeen de heer America daarover heeft gezegd. Dit alles doet ons huiveren. Wij menen dat men met het geheel wat te hard van stapel loopt, zodat de continuering in gevaar komt. In de eerste plaats is niet duidelijk aangetoond op wel ke feitelijke basis dit rust en in de tweede plaats is er vooralsnog geen financiële basis aanwezig voor de tijd na afloop van het experiment. Er zijn meer nadelen. Hoe groot is het rayon rond Breda, dat al leen door de gemeente Breda moet worden betaald? Kunnen wij, als het rijk niets doet, de provincie niet interesseren voor dit experiment? In de aanloopfase zouden wij het orgaan waarover wij praten graag aangesloten zien bij de g. g. en g. d. Gezien de nota zijn wij van me ning dat daar een aantal deskundigen direct aanwezig is. Overigens, dat moeten wij toegeven, hebben wij geen overwegende bezwaren tegen het onderbrengen bij het stedelijk jeugd- en jongerencentrum. Er zijn nog enkele vragen te stellen. Weet het personeel dat het na twee jaar mogelijk ontslagen kan worden? Het is namelijk mogelijk dat het experiment mislukt, zoals het ook mogelijk is dat er geen finan ciële middelen meer aanwezig zijn. Het lijkt mij eerlijk dat duidelijk te stellen. Zullen wij voorts tijdig een gedetailleerd inzicht krijgen in de financiën? Kan het bureau "Informatie voor jongeren" dit werk niet doen? Ik meen dat dit ook een door ons gesubsidieerde instelling is. Wat doet dat bureau op dit moment dan wel? Ik schrok toen ik in punt 4 van de nota de instellingen zag die er op dit gebied al zijn. Nu komt er weer dit j. a. c.uiteraard met 100% subsidie. Men kan zich wel eens afvragen of de wegwijzers juist geplaatst zijn en wel zo hard nodig. Er zal per maand 1. 330, -- huur worden betaald. Een bekend lid van de Tweede Kamer zei eens: "Dit is gekkenwerk" en die uitspraak haal ik om twee redenen aan. In de eerste plaats is de raad, ondanks de interesse die hiervoor bestaat, niet meer compleet, gezien het tijdstip. In de tweede plaats is het gekkenwerk voor een experiment deze huur te betalen. Wij moeten verstandig zijn. Tijdens de algemene beschou wingen heb ik gevraagd naar de bezettingspercentages van wijk- en jeugd- gebouwen. Er zijn er die nog niet aan een percentage van 30% komen en ik vraag mij af of het wel op deze wijze moet. Een ander bekend kamerlid zei eens: moet dat nu zo? Ons advies is geweest: "Rustig aan". Wij geloven dat tijdens het experiment moet worden ervaren hoe het werkelijk moet. Naar onze mening zouden de jongeren ons zelf moeten laten zien hoe zoiets nu moet worden gedaan. Men zal begrijpen dat wij nog enige moeite heb ben met het akkoord gaan met dit voorstel. Mejuffrouw PAULUSSEN: In aansluiting op hetgeen de heer Mensen gezegd heeft zou ik willen voorstellen uit de nota bij bijlage 220, blad-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 909