912
24 JUNI 1971
Wij hebben nog niet gediscussieerd >ver de samenstelling van de
begeleidingscommissie waarin met name jongeren zitting hebben die
het vertrouwen van de adolescenten hebben. Ik zou de begeleidings
commissie dringend willen vragen iets te realiseren dat ten aanzien van
de samenstelling open is, met een duidelijke inspraakmogelijkheid.
De heer KRAMER: Wij hopen natuurlijk dat dit zeer belangrijke
experiment zal slagen. Wij hopen echter ook dat wij het nauwkeurig
zullen kunnen volgen.
Ik zou graag op die loonlijst ingaan. Het is fijn als men nu reeds
weet dat er over twee jaar een vacature in een bedrijf zal zijn. Dat is
echter een opmerking terzijde.
Er blijven bezwaren, zoals het onderzoek en de financiële basis.
Het is moeilijk "neen" te zeggen tegen een experiment, ook al is het
duur. De wethouder doet een dringend beroep op ons, en hoewel ons enr
thousiasme niet groot is zeg ik; vooruit, het is al nacht, laten wij "ja"
zeggen.
Wethouder VAN DUN: Ik dank de fractie van de heer Kramer voor
het nachtelijke "ja"-zeggen. De bezwaren die hij heeft moeten wij res
pecteren. Het is plezieri g dat hij het experiment toch aandurft.
De opmerking die mejuffrouw Paulussen heeft gemaakt over de
samenstelling van de begeleidingscommissie zal worden doorgegeven
aan die commissie. Ik heb al gezegd dat er een begin van een evalu-
atiegroep binnen het ambtelijk apparaat is. Het lijkt mij logisch dat
het mogelijk is die in overleg met de afdeling uit te breiden. Ik hoop
tot een akkoord te kunnen komen met mejuffrouw Paulussen. Op dit
moment weet ik niet wat de consequenties van het door haar voorge
stelde schrappen van die alinea kunnen zijn, want ik ken de afspraken
niet. Ik kan haar wel toezeggen dat de geest van haar opmerking door
gegeven zal worden als het gaat over de taakstelling en het huishoude
lijk reglement.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
RONDVRAAG.
De heer SEVERENS: Uit de stukken die ons op verzoek van me
vrouw Van Nes zijn toegezonden blijkt dat tijdens de vergadering van
het intergemeentelijk overleg regio Breda van 4 juli 1.1. uitvoerig van
gedachten is gewisseld over de bestuurlijke organisatie van West-Bra
bant. Gezien de dringende eis tot verdere samenwerking in ons gewest
valt dit stuk zeer toe te juichen.
Aan de andere kant is echter ook van belang dat het grondvlak
van het overleg regio Breda, met name de gemeenteraden, tijdiger
bij de meningsvorming en de besluitvorming in dergelijke belangrijke
zaken wordt betrokken. Daar als ik goed geïnformeerd ben gedeputeer
de staten in een circulaire het gemeentebestuur heeft verzocht voor
1 september 1971 zijn gevoelen over de bestuurlijke samenstelling van
West-Brabant kenbaar te maken, verzoek ik het college de problema
tiek van de bestuurlijke samenwerking in West-Brabant te plaatsen op
de agenda van de augustusvergadering, zodat ook de gemeenteraad
van Breda in de gelegenheid wordt gesteld hieromtrent zijn mening
kenbaar te maken.