91 9 FEBRUART 1971 deze materie en alles wat hiermede samenhangt bij de schrifte lijke behandeling is gesteld. Ik kan in de mij matig toegestane tijd slechts enkele aspecten van deze zo uiterst moeilijke en complexe problematiek aanstip pen. Ik behoud mij dan ook het recht voor bij de hoofdstuksge- wijze behandeling zo nodig op diverse onderdelen nader terug te komen. Uitgaande van het gegeven dat het woningbestand jaarlijks met tenminste 1300 eenheden moet worden uitgebreid, wil het mogelijk zijn aan de meest dringende behoefte te voldoen, kan gesteld wor den dat wij over de woningproduktie van de afgelopen jaren te vreden kunnen zijn. Wat dit jaar betreft: volgens de gegevens zijn 1344 woningen in uitvoering, t. w. 792 in de woningwetsector en 552 in de vrije en premie-sector. Mogen deze aantallen op zich ook bevredigend lijken, het beeld voor de naaste toekomst is verre van rooskleurig. In voorbereiding zijn, volgens de verstrekte ge gevens, circa 3300 woningen in de diverse sectoren. Hiervoor is mogelijk met veel moeite nog grond aan te wijzen, waarbij regel matig al diverse stukken voor bijzondere bebouwing moeten worden prijsgegeven. Dit betekent dat het nu al moeilijk valt nieuwe plan nen te entameren, laat staan de mogelijkheid te openen tot het voortzetten van grote produktiestromen. Dit gebrek aan bouwrijpe gronden acht ik het grootste en belangrijkste knelpunt voor de wo ningbouw en de gehele ontwikkeling van Breda. Dat dit door col lege en raad reeds tijdig werd ingezien, getuigen de activiteiten welke de laatste jaren zijn ondernomen. Ik noem de voorgenomen gebiedsruil met Prinsenbeek en in later stadium de mogelijkheid om op grondgebied van deze gemeente, met name in de Haagse Beemden, te gaan bouwen. Wij hebben als gemeente Breda in dit gebied reeds voor miljoenen geihvesteerd door aankopen. Wij zijn met Prinsenbeek na zeer moei zaam overleg gekomen tot een overeenkomst om dit gebied te gaan ontsluiten en bouwrijp te maken. Wat is hiervan terecht gekomen? Tot op heden moet de eerste spade nog in de grond worden gestoken. Voor mij staat vast en ieder die met deze materie te manen heeft gehad kan dit weten -- dat indien de gebiedsruil destijds zou zijn doorgegaan, wij thans in de Haagse Beemden aan het bouwen zouden zijn geweest. Mijnheer de voorzitter. Dat ik deze aangelegenheid weer zo nadrukkelijk naar voren breng, houdt verband met mijn grote zorg voor de zeer nabije toekomst, waarin deze raad beslissingen zal moeten nemen welke verband houden met het nijpend gebrek aan bouwgrond en de gehele problematiek van de regio. Ik doel hier uiteraard op de voorgestelde grenswijzigingen. Voor allen die be zig zijn met het zoeken naar alternatieve oplossingen, waarbij het bouwen op grondgebied van een andere gemeente wat al te simplis tisch wordt voorgesteld, moge deze gang van zaken een duidelijke aanwijzing zijn. Bij de bovengenoemde wooneenheden welke dit jaar in uitvoering of voorbereiding zijn, komen 148 bejaardenwoningen voor. Gezien de grote achterstand in deze sector toch een redelijk goed begin. Ik betreur het echter dat van dit aantal slechts 52 eenheden in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 91