921
12 AUGUSTUS 1971
5. VASTSTELLING VAN DE NOTULEN VAN DE RAADSVERGADE
RINGEN VAN 9, 11 EN 12 FEBRUARI, 18 FEBRUARI EN 18 MAART
1971.
De heer MENSEN: Op bladzijde 211 van de notulen van 12 fe
bruari zou ik gezegd hebben dat de prijs van Wolfslaar al hoog
genoeg is, "zeker voor gezinnen met minder dan 5 kinderen".
Zoals u wellicht begrijpt, moet het woordje "minder" veranderd
worden in: meer.
Met inachtneming van deze wijziging worden de notulen ver
volgens vastgesteld.
6. VOORGESTELD WORDT HET VOLGENDE STUK OM PREADVIES
IN HANDEN TE STELLEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS:
Intrekking van raadsbesluiten van 12 oktober 1967 en 15 februari
1968 inzake uitbreiding van de m. a. v. o.-school Acaciastraat 91.
Aldus wordt besloten.
7. VOORGESTELD WORDT DE VOLGENDE STUKKEN TER AFDOENING
IN HANDEN TE STELLEN VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS:
a. Brief van de Werkgroep Jeugd en Natuur d. d. 24 april 1971.
b. Brief van de Culturele Raad Noord-Brabant d. d. 19-5-1971
inzake subsidieverzoek 1972.
Aldus wordt besloten.
8. VOORGESTELD WORDT DE VOLGENDE STUKKEN VOOR KENNIS
GEVING AAN TE NEMEN:
a. Brief van Comité Behoud Binnenstad d. d. 9 juni 1971 inzake
plan Groothandelsgebouw en Gedempte Haven.
De heer VAN OS: Ik had u willen vragen over deze brief een
preadvies uit te brengen. Sindsdien is mij echter bekend geworden
dat u het Comité Behoud Binnenstad antwoord hebt gegeven op hun
brief van 9 juni. Dat antwoord zouden wij natuurlijk als preadvies
kunnen beschouwen. Ik zou u daarom willen verzoeken deze brief
uit te reiken aan alle raadsleden. Het is mij bekend dat het comité
niet erg ingenomen was met uw antwoord, vandaar dat ik u ver
zoek nog een nader gesprek met deze groep te entameren.
De VOORZITTER: Dames en heren. De opmerking van de heer
van Os is terecht. In de betrokken brief worden vragen gesteld en
het zou dan ook niet juist zijn haar zonder meer voor kennisgeving
aan te nemen. Ik meen dat het wel zinvol is de brief in dit stadium
aan burgemeester en wethouders toe te vertrouwen ter afdoening. Ik
zeg u graag toe dat de antwoorden op de brief van 9 juni de raad
zullen geworden via ter visielegging.
De heer VAN OS: Kunt u aan mijn tweede verzoek ook vol
doen?
De VOORZITTER: Dat zullen wij in het college behandelen.
Het is een zaak die de wethouder regardeert en het lijkt mij ver-