12 AUGUSTUS 1971 Na uitvoerige beraadslagingen zijn de protestants-christelijke fractie en de K. V. P. -fractie tot de volgende conclusie gekomen. Wij hebben groot vertrouwen in het door u gevoerde en nog te voeren beleid ten aanzien van dit punt. Uw soepele opstelling bij de onderhandelingen heeft een aanmerkelijke klimaatsverbete ring op politiek gebied teweeg gebracht. De op gang gekomen ontwikkelingen binnen de drie regio's moeten worden gestimuleerd, waarbij alles moet worden nagelaten wat de vorming van een ge west zou schaden; anderzijds dient alles bevorderd te worden wat het tot stand komen van een gewest in de hand kan werken. Ver starring van standpunten binnen en tussen de regio's is funest voor verdere bestuurlijke integratie. De thans gevormde regio's zijn ogenschijnlijk vrij logische groeperingen. Er dient echter gestreefd te worden naar een zodanige situatie, dat bij verdere bestudering van de problemen de meest logische samenwerkingsverbanden ontstaan, ook als dit wijziging van de huidige regiogrenzen tot gevolg zou hebben. Om uw eigen woorden te gebruiken: steeds zullen wij tot herverkaveling bereid moeten zijn. Hieruit vloeit voort dat wij voor stander zijn van een federatieve samenwerking van de regio's ge durende de overgangsfase. Regio's of samenwerkingsverbanden voor zaken van lagere orde zullen binnen het gewest nodig blijven om te voorkomen dat de zelfstandigheid van gemeenten of groepen van gemeenten niet meer tot haar recht komt, hetgeen de betrokkenheid van de burger bij het bestuurlijk gebeuren zou schaden. Het provinciaal bestuur vond het tot stand komen van de regio- Breda een felicitatie waard. Ook wij willen onze bescheiden felici taties daaraan toevoegen. De heer SPANJER: In dit preadvies stelt u ons verschillende zaken voor. Uw brief van 16 juni heeft in eerste instantie de be doeling gehad te proberen via een gesprek in de drie regio's de gewestvorming tot stand te brengen. Wij gaan daarmee akkoord, maar wij beseffen wel dat wij in een moeilijke situatie verkeren, omdat Oosterhout en Etten-Leur zich tot nu toe niet bij de regio- Breda hebben aangesloten. In de raadsvergadering van 22 april hebben wij een motie aangenomen, waarin wij er onze teleur stelling over uitspraken dat Oosterhout en Etten-Leur niet meededen. Ik ben nog steeds van oordeel dat het juist was die motie op dat moment aan te nemen. Er is toen o. a. een motie gevolgd van Etten-Leur, waarin om een gesprek wordt gevraagd tussen de raden van Etten-Leur en Breda. Uit uw stuk heb ik begrepen dat u geen enkel bezwaar hebt tegen een dergelijk gesprek. Thans kunnen wij het alleen maar betreuren dat het zo lang moest duren voordat wij hierover konden praten. U stelt ons nu nl. voor het college te mach tigen een dergelijk gesprek voor te bereiden. Wij begrijpen wel dat er nog niet veel gelegenheid is geweest om dat gesprek te entameren, maar dat neemt niet weg dat er enorm veel tijd verloren is gegaan. Overigens meen ik dat dat tijdverlies niet alleen op de schouders van Breda geschoven kan worden, U stelt vervolgens voor Oosterhout te berichten dat de raad instemt met de thans gevolgde opzet en werkwijze en dat overleg op prijs wordt gesteld. Als ik goed ben ingelicht, heeft de gemeente raad van Oosterhout niet een soortgelijke motie aanvaard als die van Etten-Leur. Er zal dan ook niet veel anders op zitten dan te proberen ook Oosterhout over de grens van de regio heen te krijgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 935