12 AUGUSTUS 1971
940
moet hebben. Als ik nu toch met een wiskundige formule bezig
ben -- de heer van Os wil straks eventueel de constante wel in
vullen dan geloof ik dat het welslagen van die samenwerking
omgekeerd evenredig is met zelfoverschatting. Wij moeten dit ook
heel duidelijk tot onszelf durven zeggen. Wanneer wij zeggen:
"Vanuit Breda komen al die zaken en alleen wij zullen er echt
leiding aan kunnen geven", dan zal dat onder de streep van de
formule die ik fabriceer een negatieve invloed hebben op het re
sultaat van de samenwerking. Ik meen dat ik dit alles hiermee in
het goede kader heb geplaatst en u bezig mag houden met zaken
die ons in West-Brabant en in de regio bezighouden.
Ik begin van onderaf, namelijk met de regio waarvoor nu de
goedkeuring van het college van gedeputeerde staten is gekomen.
Ik durf te zeggen dat de betreffende brief tamelijk enthousiast is
en ook een brief is met aanwijzingen in de richting van bijvoorbeeld
de overlapping. Daarover zal ik u straks nog graag iets zeggen.
Mevrouw van Nes heeft daarover gesproken en heeft gezegd dat zij
bepaald niet wilde zien dat de grenzen star zouden worden gehand
haafd. Ik geloof dat wij in de praktijk nu al merken -- op het ter
rein van de brandweeractiviteit is dat al heel duidelijk, evenals
op dat van de openbare orde -- dat de grenzen van de regio Breda
wel eens te beperkt zouden kunnen zijn. Een land van Heusden en
Altena bijvoorbeeld zou bijzonder goed op de regio Breda kunnen
aansluiten. Een en ander betekent toch dat de regio Breda een om
vang heeft waarvan men kan zeggen dat het, ook t. a. v. de schaal
en de onderwerpen waarover gesproken is -- mevrouw van Nes sprak
over de kleine schaal en zij put dat uit de memorie van toelichting
op het wetsontwerp --, juist dat kader is waarover wij met elkaar
kunnen spreken.
Het blijft betreurenswaardig dat Etten-Leur en Oosterhout niet
aan deze regeling meedoen. U zult willen begrijpen dat de pogingen
die zijn gedaan, niet alleen van de kant van burgemeester en wet
houders maar de laatste tijd heel speciaal van de kant van het inter
gemeentelijk overleg zelf, om Etten-Leur en Oosterhout eraan te
laten deelnemen, zonder meer zullen worden voortgezet. Ik heb
wel eens gedacht: zou er nu niet een vorm te vinden zijn, mis
schien een vorm onder voorwaarden, waardoor Etten-Leur en Oos
terhout -- zij worden immers in deze samenwerking node gemist --
toch zouden kunnen meedoen? Wanneer u zegt dat u het betreurens
waardig vindt dat er geen of nog geen geformaliseerd contact is
tussen de gemeenteraden van Etten-Leur, Oosterhout en Breda --
ik heb begrepen van de heer Geene en van anderen dat er wel een
informeel contact is tussen u en raadsleden van de beide gemeenten -
dan kan ik u zeggen dat een dergelijk contact door het college
zeker op prijs zou worden gesteld, zoals ook uitdrukkelijk in net
stuk is gezegd. Wat is nu de houding van het college van burge
meester en wethouders van Breda in dit verband, daarmee lopend
in het voetspoor van de opvattingen in het intergemeentelijk over
leg zelf? Ons college zal het college van burgemeester en wet
houders van Etten-Leur binnen zeer afzienbare tijd ontvangen; dit zal
plaatsvinden op 24 augustus. Dat contact vindt plaats op nadrukkelijk
verzoek van het college van burgemeester en wethouders van Etten-
Leur zelf. Mijn collega heeft mij daar om gevraagd, vóór de be
handeling in de raadsvergadering van Etten-Leur, en ons college
heeft bijzonder graag aan dat verzoek gevolg gegeven. Een der-