941 12 AUGUSTUS 1971 gelijk verzoek is er van de kant van Oosterhout niet. Wij zijn natuurlijk wel eerder in Oosterhout geweest en hebben toen uit voerig over deze zaken gesproken, maar wanneer u in het stuk leest dat wij nader contact met B. en W. en ook met de raad van Oosterhout op prijs zouden stellen en dat wij dat zullen be vorderen, dan moet u daaruit lezen dat wij, wanneer u na deze raadsvergadering zegt dat dit de methode is om door te gaan, bij zonder graag opnieuw een initiatief zullen nemen in de richting van Oosterhout. Ik stap nu even af van de regiovorming en ik ga naar West- Brabant. Nu geloof ik dat de realiteit gebiedt te zeggen dat bij het ontstaan van, op dit moment, drie regio's --ik kom direct even terug op het gevaar dat mevrouw van Nes signaleert wanneer de twee regio's Bergen op Zoom en Roosendaal zouden samen vloeien --, juist vanuit de regio Breda, die tot nog toe een keer of tien overleg heeft gepleegd, initiatieven zijn genomen die u hebt gevonden in de nota van 4 juni, die uw raad op verzoek van me vrouw van Nes is toegezonden, terwijl bovendien de brief van 16 juni aan u is toegezonden. Ik wil daarover het volgende opmerken. Dit initiatief beoogt om twee of drie regio's ik hoop met mevrouw van Nes dat het er drie zullen zijn -- samen te brengen. Nu is er gesproken over haast en minder haast. De heer Spanjer zegt dat deze ontwikkeling in fasen juist gunstig is, terwijl mevrouw van Nes zegt dat, hoewel de regiovorming niet moet worden overgeslagen, toch verschrikkelijk veel haast moet worden gemaakt met het co- ordineren van de opvattingen in West-Brabant. Welnu, die haast is concreet gestalte gegeven in de uitnodiging van de voorzitter van het regionaal overleg Breda om op 2 september a. s. tussen de regio's overleg te plegen. Dit wil dus zeggen dat op 2 september vertegen woordigers uit die drie regio's met elkaar zullen spreken over de vraag wat er, met als uitgangspunt het bestaan van die drie regio's, op het terrein van de samenwerking in dit gebied zal kunnen ge beuren. Daarover is nu al het volgende te zeggen. Ik ga ervan uit -- ik heb er ook aanwijzingen voor dat dit zal gebeuren -- dat vanuit de drie regio's op de vraag of wij elkaar willen zien "ja" zal worden geantwoord. Ik heb ae overtuiging dat dit zal ge beuren, maar nu gaat het erom in wat voor vorm, in welke struc tuur, op welke manier men dat dan zal moeten gaan doen. Ik geloof dat West-Brabant vanuit die regio's moet worden bevrucht, maar er is dan een aantal eisen die men naar ik meen aan die samenwerking zou moeten stellen. Met mevrouw van Nes ben ik het eens dat een dergelijk samenwerkingsverband in West-Brabant heel duidelijk een democratische opzet moet hebben. Ik geloof niet, mevrouw van Nes, dat wij op 3 september toe zijn aan directe verkiezingen, maar ik ben er wel van overtuigd dat het een veel democratischer opzet zal zijn dan wij tot nog toe in een samen werkingsvorm in West-Brabant hebben gekend. Met andere woorden: ik vind dat die vorm zoveel beter is dan de vorm die tot nog toe in de wet gekozen is, dat wij daarvan bepaald voorstander moeten zijn. Ik denk in dit verband ook aan een stuurgroep West-Brabant, waarmee wij naar mijn verwachting enige tijd zullen moeten wer ken, Wij moeten op de eerste plaats een bijzonder goed coördinatie punt hebben. Ik vind ook de vraag belangrijk zonder mij daar over op dit moment uit te spreken -- hoe daaraan leiding moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 941