12 AUGUSTUS 1971 942 worden gegeven en door wie dat moet gebeuren. Het moet in ieder geval zo gebeuren dat de drie regio's met elkaar op het vlak van West-Brabant en ten aanzien van de onderwerpen die hier aan de orde zijn -- de vliegveldkwestie, Reimerswaal, Moerdijk en vele an dere zaken; er is namelijk een verschil met de gemeenschappelijke 1*1 regeling die wij op het terrein van de gezondheidszorg met de Dom- melmond zouden kunnen treffen -- tot samenwerking komen, omdat juist die onderwerpen die samenwerking zo nodig maken. De heer Sandberg heeft gesteld: vergeet u daarbij niet dat ook de gemeenten Oosterhout en Etten-Leur een inbreng kunnen leveren. Hij neeft daar bij, overigens bijzonder vriendelijk, gevraagd het contact niet uit sluitend schriftelijk te laten verlopen. Ik wil aan zijn adres zeggen dat het niet schriftelijk gebeurt. Natuurlijk wordt men wel schrifte lijk uitgenodigd, maar er zijn brieven uitgegaan naar Oosterhout en Etten-Leur, die ik namens het overleg regio Breda heb geschreven en waarin ik de colleges van burgemeester en wethouders van die gemeenten heb uitgenodigd deel te nemen aan het overleg over de gewestvorming in West-Brabant op 2 september. Ik heb daarop nog geen antwoord gekregen, maar ik heb de vraag gesteld: deelt u mij mede of u bereid bent aan dit overleg deel te nemen. Ik geloof dat dit ook juist is, want los van het enthousiasme voor de regio's -- daarover ben ik ook enthousiast en ik ben u dankbaar voor alle positieve dingen die u erover hebt gezegd -- is het toch reëel dat met Oosterhout en Etten-Leur moet blijven worden samengewerkt, hopelijk ook in de regio, maar dat zij niet los kunnen worden gezien van de gesprekken die over de gewestvorming in West-Brabant plaats vinden. Ik ga thans nog even in op een aantal opmerkingen die van uw zijde zijn gemaakt; ik hoop dat in telegramstijl te kunnen doen. De heer Geene heeft er vreugde over uitgesproken dat wij nog eens dit gesprek met u hebben willen aangaan. Ik mag hem zeggen dat het in het verleden bij dit soort vraagstukken altijd de gewoonte is ge weest om ze in de vorm van mededelingen of preadviezen aan de orde te stellen. Er is nu een bijzondere noodzaak om dit te doen, omdat het oordeel van de regio Breda en van alle gemeenten in West-Brabant omstreeks 1 september bij het provinciaal bestuur wordt verwacht. Ik wil u straks ook graag voorstellen het provinciaal be stuur met betrekking tot de opvatting van Breda te informeren. Ik ben het met u eens dat de regelingen nog niet geschikt zijn om te worden opgelegd. De regeling in Breda -- gedeputeerden heb ben dit ook geschreven --is daar niet zwaar genoeg voor. Mevrouw van Nes vroeg of de regeling in Breda niet moest worden verzwaard. Ik geloof dat wij moeten persisteren bij de opvatting die tot nu toe is vastgelegd, ook wat de zwaarte betreft, namelijk om het voor lopig zo te houden, los van het feit dat in de considerans van de regeling staat dat zij verzwaard kan worden en misschien ook verzwaard moet worden. Waarom? Omdat bij een verzwaring van de regeling twee negatieve effecten kunnen ontstaan, namelijk het niet snel ge- noeg komen tot een Westbrabantse samenwerking en een mogelijk af schrikken van de gemeenten Etten-Leur en Oosterhout, die wij er toch graag bij willen hebben. Ik mag de heer Geene nog zeggen dat het woord "herverkaveling" bij mijn weten in het stuk van de Haagse Beemden staat. Ik kan ove- rigenè wel volgen wat hij bedoelt, namelijk dat je ook de regio's moet herverkavelen, evengoed als men in Breda op gezette tijden ook ruim telijk tot herverkaveling moet komen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 942