943 12 AUGUSTUS 1971 Ik ben erg blij dat de heer Spanjer gereageerd heeft in de zin zoals hij dat gedaan heeft. Speciaal de brief van 16 juni geeft zeer juist -- u hebt dat ook opgemerkt -- de opvattingen van de regio Breda en van B. en W. van Breda weer. Over initiatieven in de richting van Oosterhout heb ik al gesproken, evenals over de gewestelijke haast. Over de taak van de regio's wil ik nog wel iets zeggen. Het is zeer bepaald het geval dat -- en ik geloof dat Breda daaraan toch wel een belangrijke bijdrage moet leveren, zonder dat wij onszelf over schatten -- juist de structuurplannen in de regio op de schaal van de regio van enorm gewicht zijn. Ik heb ongeveer een jaar geleden wat dat betreft een nota uitgebracht, die ik u nog eens zal toezenden en die het terrein van de structuurplannen betreft, gebaseerd op het streek plan voor West-Brabant, Ik sluit daarbij niet uit -- dat is trouwens ook de praktijk -- dat op kleinere schaal structuurplannen ontstaan. Ik denk bijvoorbeeld aan het structuurplan voor de Dommelmond en het structuurplan in de Zekluza. Het is ook bepaald niet uitgesloten om over de structuur van Breda en omgeving te spreken, maar ik ge loof dat wij, nu wij deze schaal van zestien en straks misschien acht tien gemeenten hebben gekozen, het in dat kader moeten zien en moeten blijven zien. Mevrouw van Nes heeft gezegd dat provinciale staten stellen dat zij uiteindelijk tot gewesten willen komen. Ik begrijp dat, zeker van provinciale staten. Ik wil haar zeggen dat dit niet in tegenstelling is met de opvatting die in dit stuk staat en dat ook daaraan regiovorming mag voorafgaan. Over de spoed heb ik al gesproken. Mevrouw van Nes sprak over de nota van 4 juni over de verzwaring; ik weet niet helemaal zeker of ik u goed begrepen heb, maar zo niet dan hoor ik dat wel in tweede instantie. Voorts zijn alle gemeenten bij dit over leg betrokken en elke gemeente wordt ook steeds geïnformeerd. Ik wil tot mevrouw van Nes nog een opmerking maken met betrekking tot het samengaan van Bergen op Zoom en Roosendaal. Ik wil dit in zo verre wat clausuleren dat ik er het woord "mogelijk" tussenvoeg. Wan neer dat gebeurt, waarvoor wat aanwijzingen bestaan, behoeft aat naar ik meen nog niet te verhinderen dat een samenwerking tussen dan twee regio's, Roosendaal/Bergen op Zoom en Breda, tot stand komt. Ik heb u daarstraks al gezegd dat ik duidelijke aanwijzingen heb dat men de vraag: "Wilt gij in West-Brabant tussen twee of drie regio's samenwerken" bevestigend zal beantwoorden. De heer von Schmid zeg ik dank voor zijn bijdrage en de heer Sandberg heb ik in mijn algemene beschouwing al voldoende beant woord. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Mijnheer de voorzitter. Ik wil eerst even ingaan op het sportieve beeld dat de heer Sandberg schetste van die wandelaars. Ik vind wel een wat gevaarlijk kantje zitten aan dat in het midden lopen, want het zware verkeer komt van links en van rechts aansnellen. Het zou dan wel eens kunnen zijn dat de mensen die in de berm lopen er beter van af komen dan degenen die in het midden lopen. De voorzitter is begonnen met een soort wiskundige formule van bereidheid en niet-bereidheid op te stellen. Ik zou daar eigenlijk niet een constante voor willen noemen, maar een factor die ook afhanke lijk is van dat zware verkeer dat van links en van rechts komt aan snellen, want dat is namelijk wat ons boven het hoofd hangt en dat ons die haast zo doet benadrukken. Wij zitten immers tussen die

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 943