12 AUGUSTUS 1971 944 grote gebieden van Rotterdam en Antwerpen, die voortdurend aan slagen plegen op het gebied van West-Brabant. Ik geloof dat de gemeenten die, met die dreiging in het gezicht, niet bereidheid vertonen samen te werken, vermorzeld zullen worden tussen die twee giganten. Dit is iets dat nu al dagelijks uit de kranten valt in op te maken; er spelen nationale problemen een rol en niet de be reidheid van kleine gemeenten om zich over een vliegveld of iets dergelijks uit te spreken. Dat moet het gehele gewest doen; het gewest moet zich sterk maken een inbreng te leveren waarnaar op nationaal niveau geluisterd wordt. Dat is de reden waarom ik bena drukte dat de samenwerking tussen de gemeenten en de regio's in West-Brabant zo'n haast heeft. De achtste medische faculteit die indertijd Brabants neus voorbij is gegaan vind ik een voorbeeld van gevolgen die optreden wanneer gemeenten niet bereid zijn om samen te werken. Ik geloof dat wij niet te zwaar moeten tillen aan die psychische bereidheid om samen te werken. Er moet iedere keer weer gezegd worden dat het gewoon noodzaak is. Wat dat betreft ben ik ook niet zo bang voor de vrijerij tussen Bergen op Zoom en Roosendaal. Ik geloof dat men met Moerdijk zo dichtbij wel dege lijk ook een samenwerking met Breda zal willen aangaan. Ik ben blij dat u de democratische opzet van het gewest mede vorm zult willen geven. Wij vinden dat heel belangrijk. Wij zijn natuurlijk ook wel blij dat wij op 3 september niet met verkiezings folders behoeven rond te lopen; ik zou dat op zo korte termijn niet zo'n prettig vooruitzicht vinden. Ik geloof dat de regio's voor ons vooral van belang zijn als platform voor het overleg tussen alle gemeenten in West-Brabant om tot samenwerking te komen. Wat dat betreft ben ik blij dat zij er zijn; je hebt daarmee een handvat om te beginnen. Ik hoop dat die samenwerking snel en op een goede manier tot stand komt. De heer SEVERENS: Ik wil graag nog een korte opmerking maken over de brief van 16 juni en het preadvies. Zowel met het betoog van de heer Geene als met de teneur van beide stukken kan ik mij geheel verenigen, maar kortheidshalve wil ik er toch graag twee opmerkingen aan toevoegen. Op de eerste plaats meen ik met vele sprekers dat de regio's in West-Brabant een duidelijke feitelijkheid zijn en dat daarnaast door het gros van de gemeen ten in West-Brabant de vorming van een gewest als wenselijkheid wordt beschouwd. De kernvraag daarbij is natuurlijk op welke wijze het gewest West-Brabant zo spoedig mogelijk kan worden geformeerd, terwijl daarbij tegelijkertijd de vraag aan de orde komt hoe de drie regio's zich nu verhouden tot het gewest. Wat mij in deze discus sies en ook in de pers opvalt is dat deze centrale vraag meestal bezien wordt als een vraagstuk van methodiek en dat het daarbij alleen zou gaan om het bepalen van de juiste strategie of het kiezen van de juiste weg. Zelf heb ik de indruk dat er veel meer bij komt kijken, zoals het vraagstuk welke visie men heeft op de betekenis, de functie en de bevoegdheden van de regio en op welke schaal het gewest en de regio's moeten worden geformeerd. Ook is hierbij van belang hoe de verhouding tussen regio's en ge west moet zijn, Ik heb zo'n beetje het idee dat zowel binnen de regio Breda als daarbuiten de meningsvorming nog lang niet afge rond is en nog verre van uitgekristalliseerd is. Dat houdt in dat wij in de strategie voorzichtigheid moeten betrachten, hetgeen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 944