12 AUGUSTUS 1971 954 stateerd moet worden dat een belangrijke eigen bijdrage van de eigenaar gestoken wordt in de restauratie van deze panden. Die bijdrage moet op enigerlei wijze via de huren worden terug ontvangen, en als je ziet welk bedrag er in gestoken is kun je zeggen dat die huren redelijk te noemen zijn. Er is dus geen sprake van onrede lijkheid van de kant van de eigenaar, zeer bepaald niet; ik ver wijs in dit verband naar de uitgangspunten die ik in het begin van dit verhaal heb genoemd. Een andere zaak is of het mogelijk is van de kant van de ge meente bemiddeling te verlenen ten aanzien van de moeilijkheden die zijn ontstaan voor een aantal mensen die uit deze panden moe ten. Mevrouw jager heeft twee mogelijkheden aangegeven, zowel ten aanzien van de huur als met betrekking tot het beschikbaar stellen van andere pandjes aan de mensen die er nu in zitten. Pres sie is van de kant van de gemeente naar ik meen niet mogelijk. Ik geloof ook niet dat dit juist zou zijn. Bemiddeling van de kant van de gemeente is uiteraard wel mogelijk. Wat mij betreft wil ik u van de kant van het college graag toezeggen dat ik zowel met de Maatschappij voor welstand enz. als met de commissie restau ratie grote toren overleg wil openen over de vragen die u mij hebt gesteld. De heer VAN DUIJL: Ik heb met belangstelling geluisterd naar het betoog van de wethouder, waarbij hij ons een aantal bedragen heeft genoemd waaruit zou moeten blijken dat een en ander alle maal redelijk in elkaar zit. Ik wil dat niet bestrijden, alhoewel ik bij één opmerking wel graag even een kanttekening wil plaatsen. De wethouder noemt een afschrijvingstermijn van negen jaar. Wethouder MANS: Van dertig jaar! Met een rente van 9°Jo. De heer VAN DUIJL; O juist, dan heb ik u verkeerd verstaan. Toch blijf ik mij afvragen of de bedragen die men als jaarhuur gaat vragen wel in een redelijke verhouding staan tot de waarde van de panden zelf. Voorts ben ik blij dat het college bereid is met de eigenaresse van deze panden overleg te plegen om te be zien of het mogelijk is deze zaak in redelijke banen te leiden. Ik stel deze toezegging op prijs en hoop dat dit inderdaad tot een aanvaardbaar resultaat zal leiden. Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Ik zou de wethouder willen vra gen of dat overleg dan met grote spoed kan geschieden. De heer VON SCHMID: Als je het betoog van wethouder Mans hoort worden de gedachten die ik in eerste instantie had wel be vestigd, namelijk dat er eigenlijk heel weinig aan te doen is. In die omstandigheden moet je zeggen dat het heel plezierig is dat de wethouder nog een bemiddelingspoging wil doen. Net als me vrouw jager wil ik er dan op aandringen dat het met de grootst mogelijke spoed gaat gebeuren. Ik wil echter ook nog een vraag stellen. Het principebesluit dat indertijd is genomen ging er van uit dat de restauratie zou geschieden ten behoeve van de toen malige eigenaar; dat was toen de hervormde gemeente. Je kunt je nu afvragen waarom die panden op een gegeven moment zijn verkocht aan die maatschappij met de lange naam. Wethouder

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 954