955
12 AUGUSTUS 1971
Mans zegt dat de nieuwe eig,enaai 5 ton moet financieren -- hij
legt de nadiuk op "moet" -- in de kosten van de restauratie. Nu
kun je zeggen: goed, maai het is een vrijwillige daad, men heeft
die panden gekocht en niemand dwingt ertoe om 5 ton in een res
tauratie te steken. Ik neem dus aan aat men er een bepaald voor
deel in ziet. Uitgaande daarvan is men misschien wel voor rede
vatbaar nu het gaat om de belangen van mensen die in die huizen
zitten. Als er nu een voordeel in zit -- tenzij kan worden aange
toond dat deze maatschappij het op ideële gronden doet -- wil ik
dat er toch wel graag uit zien komen, ook in het antwoord van de
wethouder. Misschien kan hij daar nog iets over zeggen.
De heer VAN OS: Ik ben wat gerustgesteld dooi de wethouder
nu blijkt dat de maatschappij van de landlieden toch behoorlijk uit
eigen zak bijpast en dat daardoor deze hoge huren ontstaan. Het
is natuurlijk allemaal niet zo vlug na te rekenen, maar overblijft
het feit dat een aantal zakenmensen hierdoor wordt getroffen. Ik
hoop dat de wethouder met zijn bemiddelingspoging -- hij heeft
daarbij de "landlieden" niet genoemd, maar ik wil ze er toch
wel uitdrukkelijk bij betrekken, want zij zijn tenslotte de eigenaars
van de panden -- enig succes boekt en dat de betrokken mensen
anderszins kunnen worden ondergebracht.
De heer SANDBERG: De getallen die de wethouder noemde
komen mij alleszins acceptabel voor, voor zovei ik dat uiteraard
kan beoordelen. Mocht het niet tot een vergelijk komen, dan wil
ik erop wijzen dat de onderhavige gedupeerde mensen -- dat zijn
zij toch wel in dit geval -- zich ook nog kunnen wenden tot de
huuradviescommissie, die ter zake een bevoegd oordeel kan geven.
Zij kan dergelijke zaken uiteraard veel beter beoordelen dan wij
als gemeenteraad.
De heer CRUL: De heer van der Werff zou zeggen dat dit soort
zaken bij onze gematigd kapitalistische maatschappij hoort. Wij
hebben er toch wel wat moeite mee. De wethouder heeft ons pre
cies voorgerekend dat dit de normale huur is, zodat wij bij die
maatschappij van landlieden geen verhaal kunnen halen. Als hij
ons echter toezegt dat vanuit de gemeente pogingen zullen worden
gedaan om deze huurders te helpen, wil ik erop aandringen naar
mogelijkheden te zoeken om ze definitief te helpen. Een andere
mogelijkheid zie ik na het antwoord van de wethouder niet meer.
Wethouder MANS: Ik geloof dat het goed is te stellen dat ik
de toezegging kan doen om met de maatschappij van landlieden
te gaan praten, maar dat de raad niet moet verwachten dat dan
zonder meer zal blijken dat de huren met enorme bedragen om
laag kunnen gaan. Ik meen dat ik heb aangetoond dat de huren
redelijk zijn, naar gelang de kosten die men heeft gehad. Ik heb
een klein beetje hoop gekregen door de opmerkingen van de heer
von Schmid, die ik graag ter harte zal nemen. Mogelijk zit daar
een aangrijpingspunt om van de kant van de gemeente een poging
te doen die bemiddeling te laten slagen.
Ik wil ook zeer graag het advies van de heer Sandberg over
nemen, die aandringt op de inschakeling van de huuradviescommissie.
Concreet doe ik dus de toezegging dat ik met de maatschappij zal