12 AUGUSTUS 1971
958
stemd. De heer Van der Werff en mevrouw jager hebben toen on
der woorden gebracht dat het voor én het tegen van verschillende
fractiegenoten een uitermate onbevredigd gevoel achter lieten.
Beiden hebben gesteld dat een overdracht van de Haagse Beemden
slechts een noodverband was om de gedachtenwisseling over de be
stuurlijke problematiek van Breda nog enige tijd te gunnen. Het
in dank aanvaarden van het aanbod van de gemeente Prinsenbeek
betekent niet dat onze fractie niet reikhalzend uitziet naar een
plan dat in een evenwichtiger ontwikkeling rondom Breda voorziet.
In uw voorstel staat onder meer dat de gebiedsuitbreiding in de rich
ting van de Haagse Beemden planologisch aanvaardbaar is. Met na
me ziet mijn fractie het als noodzakelijk dat in die studie de
vraagstelling wordt opgenomen - en uiteraard ook beantwoord - of
er ook in andere richtingen kan worden gedacht, op welk tijdstip
en met welke consequenties. Kort geformuleerd komt dit neer op
twee vragen, in de eerste plaats: is stadsuitbreiding in bijvoorbeeld
zuidoostelijke richting in stedelijk en planologisch opzicht óók aan
vaardbaar? In de tweede plaats: indien dat aanvaardbaar is, zijn
er dan geen financieel-technische redenen aanwezig om daaraan
prioriteit te geven? Onze fractie is uiteraard niet competent om
deze, vrij fundamentele vragen voor de toekomst van Breda bevre
digend te beantwoorden. Vandaar dat wij ze via u graag aan de
betreffende instanties willen doorgeven.
Een andere vraag, die ik wel tot u richt, betreft het volgen
de. Zo lang er nog geen afgerond plan voor de gehele bestuurlijke
problematiek rondom Breda ligt, wat gaan wij dan doen met de
Haagse Beemden? Als wij daar gaan bouwen, gaan wij dan vanuit
de stadskern opbouwen? Wanneer, terwijl wij bezig zijn in de
Haagse Beemden, een alternatief plan mogelijk zou worden, zou
den wij dan die aanvang in de Haagse Beemden op korte termijn
min of meer kunnen afronden, zodat wij niet eerst de gehele Haag
se Beemden zouden moeten volbouwen voordat wij ergens anders
kunnen gaan kijken? Ik laat mij nu al eigenlijk min of meer ver
leiden te spreken over het volbouwen van de Haagse Beemden, het
geen mij eigenlijk buiten de orde brengt, want in dit verband zou
ik dan moeten doorgaan over allerlei inspraakprocedures etc.iets
waaraan wij vanavond beslist nog niet toe zijn.
Ten aanzien van dit onderwerp wil ik graag besluiten met een
opmerking die helaas niet de prettigste is. De opmerkingen die de
burgemeester van Terheyden, de heer Von Bonninghausen, in De
Stem naar aanleiding van dit voorstel meende te moeten maken,
hebben onze fractie buitengewoon onaangenaam getroffen. De uit
lating dat nu de financiële aap uit de collegemouw kwam, bewijst
dat ae heer Von Bonninghausen, ondanks alle gesprekken, kenne
lijk geweigerd heeft zich echt in de problemen van onze stad te
verdiepen. Wij zouden het bijzonder op prijs stellen wanneer de
heer Von Bonninghausen dit zou willen corrigeren en er daardoor
blijk van zou willen geven dat hij geen afbreuk wil doen aan de
eerste stap op de weg naar een nieuw vertrouwen in eikaars bedoe
lingen.
De heer CRUL: Wij zullen met twee man het woord hierover
voeren, in verband met het feit dat wij ook in de vergadering
van 25 maart geen eensgezind standpunt hebben ingenomen. Je zou
met die vergadering in gedachten hoera kunnen roepen over dit