9b L 12 AUGUSTUS 1971 Ik geloof dat wij, na alle strijd die eraan vooraf is gegaan, blij kunnen zijn dat nu dit stuk voor ons ligt waarbij dus toch gebieds uitbreiding van Breda mogelijk is geworden zonder dat er gebieds- ruil aan te pas komt - dat was oorspronkelijk nog het idee - en ook zonder dat er annexatie aan te pas komt, iets dat zeer verheugend is. Aan de andere kant is er natuurlijk die bestuurlijke kwestie. Vroe ger heb ik eens in deze raad mogen zeggen dat er op bestuurlijk ge bied in Breda nog eigenlijk helemaal niets is opgelost en dat wij wat dat betreft dus gewoon door moeten werken. Eerder deze avond is al het stuk aan de orde geweest over die gewestelijke en regio nale samenwerking. Je zou kunnen zeggen dat het voorstel dat nu voor ons ligt in ieder geval qua intenties heel goed past in dat an dere stuk, namelijk dat wij met elkaar om de tafel zittend verder gaan proberen tot een goede regionale en straks misschien geweste lijke oplossing te komen. Voordat ik daarop doorga wil ik even iets zeggen over de finan ciële kwestie. Evenals de heer Sandberg ben ik zeer onaangenaam getroffen door de uitlatingen van de burgemeester van Terheyden. Nu dit geheel nieuwe uitgangspunt voor Breda aan de orde is geko men, mag er wat dat betreft in de randgemeenten toch wel tevre denheid heersen, en dan is zo'n opmerking als van de burgemees ter van Terheyden op zijn minst storend in het overleg. Anderzijds moet ik zeggen het niet eens te zijn met de heer Van Os, die zei dat de burgemeester wel gelijk had, omdat subcutaan nu toch die financiële kant aan de orde was gekomen. Ik meen dat het altijd duidelijk is gesteld dat Breda financieel in heel grote moeilijkhe den zit en dat het dus wel heel plezierig zou zijn als het als cen trumgemeente van een regio over grotere financiële middelen zou kunnen beschikken. In dat verband van de financiële kwestie en van het verdergaande overleg over de regionale en gewestelijke op bouw, wil ik er een lans voor breken dat de gesprekken die tot nu toe hebben plaatsgevonden tussen de raadsleden van Breda en van de randgemeenten, die naar mijn smaak zeer vruchtbaar zijn geweest en in een prettige sfeer hebben plaatsgevonden, worden voortgezet, Behalve dat het provinciaal bestuur hier misschien bepaalde oplos singen aan de hand kan doen, is dit een van de mogelijkheden om zowel bestuurlijk als financieel tot elkaar te komen. Ik meen dat er in de randgemeenten verschi llende raadsleden zijn, die zeer duide lijk blijk gaven van het inzicht dat er voor Breda ook financiële za ken op het spel staan. Ik weet ook dat zij al verschillende malen heb ben aangedrongen op een hernieuwd gesprek en dat zij. heel graag zou den zien dat het initiatief daartoe dit maal van Breda zou uitgaan, en dan niet zozeer van het college van b. en w., maar van de raad. Er zal dan van onderop misschien met bepaalde suggesties kunnen worden gekomen, zoals eigenlijk ook van onderop het idee is geko men dat nu voor ons ligt; er is althans een soort wisselwerking ont staan. Dat kan nu natuurlijk ook weer plaatsvinden. Bovendien vind ik het volkomen normaal dat het doorgaat, want wij hebben altijd gezegd dat die gesprekken niet alleen bedoeld waren om over annexa tie of geen annexatie te spreken, integendeel, zij gingen juist over een regionaal-gewestelijke oplossing van de bestuursproblemen van de regio Breda. Daarom vind ik het zeer consequent dat de raads leden van de randgemeente al verschillende malen hebben aan gedrongen op een voortzetting van dat gesprek. Ik zou het nu heel plezierig vinden wanneer wij daartoe vanuit Breda het initiatief

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 961