965
12 AUGUSTUS 1971
ben te bepalen wat er met het dorp Wagenberg zal moeten ge
beuren, of het tot de gemeente Terheyden blijft behoren of dat
het wordt toegevoegd aan de gemeente Made, Ik vind het eigen
lijk met terecht wanneer ik daarover een uitspraak zou doen. Dat
kan ik ook met, want ik ben niet bevoegd,
Tenslotte geloof ik dat het goed is nog even duidelijk te for
muleren wat wij nu besluiten. Wij besluiten het aanbod van de
gemeente Prinsenbeek zonder gebiedsruil te aanvaarden, en voorts
besluiten wij tot aanpak van een hernieuwde studie om te komen
tot een situatie waarin een eenheid van bestuur in dit gebied wordt
gegarandeerd.
De heer VAN OS: Om elkaar niet mis te verstaan wil ik nog
graag zeggen dat ik toch graag zie, en dit helemaal niet bij
voorbaat uitsluit, dat de Haagse Beemden een zelfstandige woon-
eenheid worden, Het zou wel eens kunnen zijn dat er een tegen
werkende kracht ontstaat tegen de verkleining van het aantal ge
meenten, die op het ogenblik in Nederland aan de gang is, om
dat uit studies steeds meer blijkt dat kleine gemeenten gemakke
lijker optimaal tegenover de burger functioneren dan grote gemeen
ten, Ik wil hiermee niet zeggen dat de Haagse Beemden op dit
moment een zelfstandige gemeente zouden moeten worden, maar
ik kan mij voorstellen dat zij in de toekomst een vrije zelfstan
dige wooneenheid zouden vormen.
De heer VON SCHMID: Ik ben natuurlijk wel gevoelig voor
het argument dat dat overlegorgaan ook gaat optreden en dat
daarin ook raadsleden van Breda in zullen zitten, maar toch wil
ik nog even een lans breken voor hetgeen ik eigenlijk op het oog
had. Ik meen dat zo'n informeel overleg zoals wij dat voor de
annexatiekwestie hebben gehad bevruchtend zou kunnen werken,
zoals dat toen bevruchtend heeft gewerkt op het officiële overleg.
Er behoeft niet zo'n geweldige verwarring over te ontstaan; zo'n
informeel contact lijkt mij nuttig in een regio die aan het ontstaan
is, zeker in Breda en randgemeenten, die toch iets meer gemeen
schappelijke belangen hebben dan het grotere gezelschap dat in
dat overlegorgaan aanwezig is. Men kan met elkaar praten, idee-
en uitwisselen en met bepaalde suggesties komen, zowel in de
gemeenteraden als eventueel in dat overlegorgaan. Er behoeven
niet voortdurend gesprekken plaats te vinden, maar het zou wel
een keer kunnen gebeuren. Ik geloof dat dit alleen maar gunstig
kan zijn, zeker wanneer daarop vanuit de randgemeenten wordt
aangedrongen. Het is tenslotte een verzoek waarop wij een ant
woord schuldig zijn. Wij kunnen ook zeggen: "Wij doen het niet",
maar ik meen dat wij zouden moeten zeggen dat wij het wel doen.
Als her. dan overbodig blijkt te zijn is er nog niets verloren. Ik
geloof echter bepaald niet dat het overbodig is; het lijkt mij echt
wel iets dat wij zouden moeten doen.
De heer SANDBERG: Ik wil nog even iets zeggen, omdat ik
even het idee had dat wij elkaar misschien niet goed hebben be
grepen. Dat betreft dan mijn kanttekening ten aanzien van de
zin dat stadsuitbreiding in de richting van de Haagse Beemden
planologisch aanvaardbaar is, Ik heb eigenlijk evenals u bedoeld
te zeggen dat het past in de totale structuur, maar heb daaraan