966 12 AUGUSTUS 1971 uw eigen zin vastgeknoopt dat het als noodzakelijk voorkomt dat het provinciaal bestuur in overleg met betrokkenen een hernieuwde studie zal voorleggen. Het zou wel eens kunnen zijn dat die her nieuwde studie andere uitgangspunten aan het totale structuurplan zou geven, zodat de Haagse Beemden in een wat ander daglicht zouden komen te staan. Daarmee heb ik niet willen zeggen dat wij voorlopig nog maar even moeten afzien van die Haagse Beemden. Het was eigenlijk meer een indirect pleiten voor het snelle tot stand komen van dat nieuwe structuurplan. De heer CRUL: Ik wil nog even ingaan op uw opmerking over dat overleg tussen de raadsleden. Toen het tot stand kwam heeft dat in Breda wat moeilijkheden opgeleverd, omdat het in feite een overleg was geworden dat niet uit deze raad voortkwam, maar waar aan wij gewoon als individuele raadsleden hebben deelgenomen. Ik had er in het begin nogal wat moeite mee, maar in de praktijk is gebleken dat daaruit werkelijk goede resultaten voortkwamen. In die zin zou ik zeggen: laten wij ermee doorgaan. Ik geloof dat wij in de eerstvolgende bijeenkomst er eens over moeten praten of wij, zo als u zegt, niet in conflict komen met het regionaal overleg. Als dit laatste niet het geval is, moeten wij ermee doorgaan. De heer VAN GRAAFEILAND: Ik kan niet nalaten even terug te komen op de financiële paragraaf in dit stuk. Natuurlijk neemt bij het toenemen van het aantal inwoners ook de uitkering uit het ge meentefonds toe, maar het is wel een kleine misvatting om te ver onderstellen dat die uitkering daarmee zonder meer in de zak van de gemeente Breda zou verdwijnen, want tegenover die uitkeringen staan natuurlijk verplichtingen die in die p. 1.1.-gemeenten moeten worden nagekomen. De p. 1.1. -gemeenten leven ook niet van de wind. Als wij nu even zeer globaal berekenen waar wij het nu over hebben, dan wil dat alleen maar zeggen dat wij bij het komen bo ven de grens van 150. 000 inwoners komen aan een vergroting van het schaalbedrag in de orde van grootte van 2,--. Als wij daar bij rekenen met het verschil in schaalbedragen van de huidige in woneraantallen van de drie p.t. t.-gemeenten en van de gemeente Breda, waarbij wij komen op een totaal bedrag van 4 ton, en als wij dan zien dat alleen met de ontsluiting van de Haagse Beemden een bedrag gemoeid zal zijn van 100 r iljoen tot 125 miljoen, dan mag daaruit misschien blijken dat de opmerking van de heer Van Os kant noch wal raakte. De VOORZITTER: Ik geloof dat ik in tweede instantie mag zeg gen dat de misverstanden voor een zeer groot gedeelte zijn opgelost. Ik begin met de heer Van Os te zeggen dat ik het met hem eens ben dat een zelfstandige wooneenheid nog geen zelfstandige gemeente is. Ik geloof dat wij elkaar op dat vlak dus gevonden hebben. Wat be treft hetgeen de heer Crul en de heer Von Schmid gezegd hebben over het contact met raadsleden: ik heb alleen willen wijzen op de consequenties die dit kan hebben. Ik meen dat ik daartoe ge rechtigd ben. Dit betekent vanzelfsprekend niet dat u dat contact zou moeten afbreken, maar ik blijf het een wat merkwaardige fi guur vinden. Voorlopig volsta ik daarmee, zonder het voortzetten van deze contacten ook maar iets in de weg te willen leggen. Overeenstemming bestaat eveneens met de heer Sandbeig wat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 966