967 12 AUGUSTUS 1971 de Haagse Beemden en zijn opvattingen met betrekking tot het structuurplan aangaat. Dit alles betekent toch - daarover moet geen misverstand bestaan - dat de Haagse Beemden een gebied is dat be bouwd gaat worden, en dat het past in de structuur van Breda en wijde omgeving. Ik hoop natuurlijk dat er straks een heleboel mensen gelukkig zullen kunnen leven. Met de heer Van Graafeiland ben ik het eens als hij zegt dat, wanneer er eventueel meer geld in de kas van Breda zal vloeien, daaruit verplichtingen voortkomen met betrekking tot de randgemeen ten, verplichtingen die zich in die situatie niet zouden mogen be perken tot alleen de Haagse Beemden, maar die ook bepaald elders in dit gebied consequenties zouden hebben meegebracht. Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Nu dit besluit genomen is wil ik u vragen of het college van burgemeester en wethouders machtiging van u kan krijgen in deze geest te opereren in de richting van het colle ge van gedeputeerde staten en, zoals ik daarstraks aan het adres van de heer Ciul heb gezegd, zo enigszins mogelijk ook verder. Aldus wordt besloten. 20. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP DIVERSE VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM MEDEWERKING OP GROND VAN HET BEPAALDE IN ARTIKEL 72 DER LAGERON- DERWIJSWET 1920. Mevrouw jaGER- MIDDELBEEK: De noodzaak van de aanvrage on der nr. 18 in dit voorstel ontgaat mij ten enenmale. Het gaat hier om een tapijt in een klas. Het komt mij voor dat een tapijt niet in een schoollokaal thuis hoort. Daarbij lijkt het motief van de aan vrager, namelijk "wegens akoestische redenen", nogal vergezocht. Het lijkt mij ook nogal onhygiënisch, om u de waarheid te zeggen. Ik vind dit een vreemd verzoek en ben het er niet mee eens. De heer VON SCHMID: Ik wil even opmerken dat het mij bij zondei gezellig lijkt als in de toekomst de lokalen van tapijten zijn voorzien. Ik ben er dus echt wel voor. De heer JANSEN: U raadt ons aan het verzoek onder 27d niet in te willigen; dat betreft het aanbrengen van bordverlichting. Ik zie niet in waarom dat niet kan. Het is immers een donkere school, en bordverlichting spaart dan energie, want dan behoeft men niet alle lichten aan te doen. Wethouder BROEDERS: Als ik met dat tapijt mag beginnen, moet ik zeggen dat wij natuurlijk wel met elkaar moeten weten waarover wij spreken. Wij hebben hierbij niet bijvoorbeeld een Perzisch ta pijt op het oog. Het gaat om de vloerbedekking, ten aanzien waar van het bouwbesluit zegt dat in klaslokalen een naadloze vloerbe dekking moet worden gelegd. Er staat niet bij of het naadvilttapijt of linoleum moet zijn. Wat is er nu aan de hand? In de lagere scholen in Breda zijn er nog geen tapijten. Nu voltrekt zich in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 967