974
12 AUGUSTUS 1971
meer die een behandeling op dit moment vragen, al is het natuur
lijk wel betreurenswaardig dat agendapunt 38 niet aan de orde is
kunnen komen. Speciaal voor dat punt willen wij echter graag een
van de wethouders die wij thans missen in ons midden hebben. Wij
hopen dat hij maandagavond terug kan zijn.
Wanneer u ermee kunt instemmen wil ik de vergadering thans
graag verdagen tot maandag. Naast de voordelen heeft dit ook een
nadeel. Ik moet u namelijk zeggen dat ik een van uw leden heb
toegezegd - hij heeft daarover in de loop van deze dag overleg met
mij gepleegd - dat hij een rondvraag-vraag aan de orde zou kun
nen stellen die hij zeer urgent vindt. Ik wil nu vragen of de heer
Van Banning, die dit betreft, zijn vraag op tafel wil leggen of dat
hij misschien wil wachten tot maandag. Wanneer hij het nu wil
doen lijkt mij dat aanvaardbaar. Ik mag daarbij op de raad een
beroep doen om de rondvraag thans tot die vraag te beperken. Zo
u hiermee kunt instemmen geef ik thans het woord aan de heer
Van Banning.
De heer VAN BANNING: De vragen die ik wil stellen, stel ik
mede namens de heren Brooimans, Van Caulil en Van Overveldt.
Het gaat over de publicaties in de pers met betrekking tot de on
derhandelingen die het bestuur van NAC met een maatschappij
voert om te komen tot verkoop c. q. verhuur van een deel van het
bij NAC in gebruik zijnde terrein gelegen aan de Irenestraat. Ik
wil uw college verzoeken opening van zaken te geven, waarbij het
op prijs wordt gesteld zo mogelijk op zeer korte termijn op de na
volgende vragen te ontvangen.
Is het juist dat door NAC onderhandelingen worden of zijn ge
voerd over afstand van een terrein gelegen aan de Irenestraat, met
het oogmerk aldaar een benzinepomp te doen vestigen? Zo ja, geldt
de transactie verkoop of verhuur?
Heeft de gemeente Breda een zakelijk recht op het thans bij
NAC in gebruik zijnde terrein en - in het bevestigend geval - waar
uit bestaat dat recht? Is het juist dat met NAC een overeenkomst
bestaat waarin onder meer clausules zijn opgenomen zoals een ver
bod tot verkoop/verhuur, en die bovendien de mogelijkheid uitslui
ten het goed met enige hypotheek te bezwaren dan wel daarop op
stallen te plaatsen of te doen plaatsen zonder de toestemming van
de gemeente Breda? Is het juist dat een grote groep ondernemers
bezwaar heeft aangetekend tegen de eventuele vestiging van een
benzinepomp op het NAC-terrein gelegen aan de Irenestraat? Is
het college voornemens een goedkeuring te verlenen dan wel is
een goedkeuring tot vestiging reeds gegeven? Zo ja, kan het col
lege dan zijn overwegingen voor het verlenen daarvan kenbaar ma
ken en kan het tevens de voorwaarden mededelen welke aan de
verlening van die goedkeuring zijn verbonden? Heeft het college
bij een voorgenomen vestiging van een benzinepomp de mogelijk
heid daartoe getoetst aan de bepalingen van de hinderwet en heeft
het voorts adviezen ingewonnen van politie en openbare werken?
Hoe luiden, in het bevestigend geval, deze adviezen? Is het col
lege niet met ons van mening dat door een eventuele vestiging
van een benzinepomp schade wordt toegebracht aan ondernemers
die op zeer korte afstand van het aan de Irenestraat gelegen NAC-
terrein ook over benzinepompen beschikken, en dat in dat geval de
opbrengst, die als indirecte subsidie zou kunnen worden gezien, in