980 16 AUGUSTUS 1971 hiermede zijn achterban versterkt heeft. Ik wens de wethouder en zijn- vrouw hiermee van harte geluk, (applaus). Wethouder Mans zal nu een korte verklaring over dit agendapunt afleggen. Wethouder MANS: Ik dank u allereerst voor uw vriendelijke woor den. Vooraf wil ik mededelen dat de raadsafdeling van culturele za ken over deze subsidie geen eensluidend advies heeft uitgebracht. Drie stemmen zijn uitgebracht vóór het preadvies van burgemeester en wet houder en drie stemmen zijn daartegen uitgebracht. De argumenten daarvoor zullen vanavond ongetwijfeld aan de orde komen» Persoonlijk ben ik van mening dat Oelaat moet blijven. Op ver zoek van een aantal leden van de raadsafdeling en in overeenstemming met de voorzitter van deze raad wil ik mijn overwegingen kort samen gevat aan de raad kenbaar maken. Daarna zal ik als wethouder, belast met de portefeuille van cultuur, mij belasten met de verdediging van het voorstel van burgemeester en wethouders. Ik zei zoéven al dat ik van mening ben dat het blad Oelaat be houden moet blijven. De argumenten contra zijn legio en zullen straks ongetwijfeld aan de orde komen. Daar tegenover staan de argumenten pro. Die argumenten liggen echter in een ander vlak. De discussie daar over is moeilijk, want daarvoor wordt een visie verondersteld die men niet zonder meer behoeft te delen. Wij raadsleden, bij uitstek deelnemer aan en vormgevers van het democratische proces dat "overheidshandelen" heet zijn ons er meer dan ooit van bewust dat de afstand tussen het bestuur en de bestuurden te groot is. Wij putten ons op alle mogelijke manieren uit om wegen te vinden waarlangs wij de burger bij onze besluitvorming kunnen be trekken. Overtuigd van ons falen in de poging die afstand te verkleinen zijn wij tenslotte gearriveerd bij de installatie van een groep uit ons midden, die het afstandsprobleem moet helpen oplossen, namelijk de democratiseringscommissie. Deze moet duidelijkheid verschaffen en de weg naar democratisering effenen» Eén ding staat vast: de daadwerkelijke erkenning dat wij, naast ons dagelijks ijveren, ook een commissie nodig hebben om ons te ad viseren over de te bewandelen wegen, betekent dat wij zoekende zijn. Het betekent ook dat wij geen middel onbeproefd mogen laten. Con creet: alle middelen om zoveel mogelijk mensen bij ons werk te be trekken moeten wij aangrijpen. De weg naar het effectief mede-betrek ken is moeizaam en onduidelijk, maar wij willen het allemaal. Dat betekent dat wij niets onbeproefd mogen laten en dat alles, al is het maar een aanzet, gesteund moet worden. Naar mijn overtuiging is het blad Oelaat zo'n middel» Oelaat heeft niet alleen de bovengenoemde pretentie, maar realiseert deze, zij het beperkt, bovendien. Een initiatief als dit mag niet zonder meer worden verworpen. De heer ROOZEBOOM: Namens een groot deel van de K,V. P. - fractie zal ik het een en ander over dit voorstel zeggen. Ik zal tevens reageren op hetgeen de heer Mans gezegd heeft. Ik zal niet trachten alle accenten, zoals die door de leden van de fractie gelegd worden, genuanceerd naar voren te brengen. Ik zal mij tot de hoofdpunten be perken. Niemand uit de fractie heeft bezwaar tegen het bestaan van Oelaat»

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 980