984 16 AUGUSTUS 1971 tegenstroom zou uitvallen. Dit blad hoort zonder meer thuis tussen al degenen die geluiden pro en contra laten horen bij controversiële za ken. Ik ben daarom van mening dat dit blad behoort tot de verplichte literatuur van de raadsleden. Ik neem aan dat het tevens een onderdeel was van de leesportefeuille van de wethouders, die in de toekomst daar mee zeker hun voordeel zouden kunnen doen. Natuurlijk valt er te twisten over de vorm en de inhoud van het blad. Ik geloof echter niet dat onze mening daarover terzake is. Veel belangrijker is de vraag: vervult Oelaat een functie in de Bredase sa menleving? Als wij de drie elementen van die functie bezien lijkt het dat de redactie er in vrij korte tijd behoorlijk in geslaagd is zich voor een zeer belangrijk deel van de Bredase samenleving, namelijk de jeugd en de jongeren, waar te maken. De redactie leeft, als ik mij niet vergis, in onvrede met de be staande samenlevingen. Zij probeert vanuit een bepaalde visie op de mens en de samenleving veranderingen en vernieuwingen aan te bren gen. Iedereen is toch wel van mening dat er manco's en tekortkomin gen zijn en het is goed dat er op een bepaalde "golflengte" zaken gesigna leerd worden die wij als normaal en behoorlijk zijn gaan beschouwen. Oe laat vervult een belangrijke functie vanwege die uitdaging tot een kritische stellingname. Bezien wij de feitelijke maatstaf die het college gehanteerd heeft om tot afwijzing te komen, In hoofdzaak is dat een kwantitatieve maat staf en dat vind ik dubieus. Als wij dezelfde maatstaf toepassen op an dere culturele activiteiten en zaken in Breda, blijkt dat die meetlat nauwelijks te hanteren valt. Met een drietal voorbeelden wil ik dat toelichten. Het zou interessant zijn als het college bij de burgerij van Bre da eens zou willen informeren of handhaving van het Turfschip, bij een exploitatietekort van 800, 000, -- de moeite waard is. Mijns in ziens is er dan een vergelijking te maken met Oelaat, want het colle ge stelt dat de Bredase burgerij niet veel belangstelling heeft voor Oe laat. Ik acht het niet waarschijnlijk dat de burgerij van Breda in bewe ging zou komen als de zuil van acht ton voor het Turfschip verwijderd zou worden. Men moet mij goed begrijpen: ik heb geen bezwaren te gen die zuil, het Turfschip en tegen een aantal kostelijke activiteiten die worden georganiseerd; maar het is de vraag of, bij het hanteren van de maatstaf die het college voor Oelaat hanteert, niet veel culturele activiteiten uit de boot zullen vallen. Als wij alleen die maatstaf hanteren betekent dat de dood voor kunst en cultuur. Er is aangevoerd dat hiermee een precedent geschapen zou worden. Bij de start van Oelaat heeft men dat gesteld en ook vandaag heb ik dat weer gehoord. Wethouder Gielen heeft in die tijd al duidelijk gemaakt dat er van een precedent geen sprake zou zijn. Veel instellingen en verenigingen in Breda die gesubsidieert worden gebruiken de financiële middelen mede om contactbladen en andere periodieken uit te geven. Mijns inziens zou er dan ook niet over een precedent gesproken kunnen worden, temeer omdat er na de anderhalf jaar dat Oelaat bestaat nog geen mensen in de rij staan om dezelfde voordelen te genieten. Sprekend over de culturele beleidsvisie van het college moeten wij ons afvragen hoe de houding is tegenover nieuwe initiatieven en experimenten, en dan vooral de initiatieven en experimenten waarmee nieuwe waarden worden aangedragen. Wil het college die in de toekomst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1971 | | pagina 984