986
16 AUGUSTUS 1971
de wijze van werken van de redactie Oelaat eens. Dat is ook
niet nodig. Het kritische volgen van zaken die aan de orde zijn
of aan de orde zouden moeten komen is een manier van actief
meedenken en een aanzet tot kritisch meedenken.
De oplossingen die radicaal zijn en daardoor simplistisch
lijken zetten de gevestigde bestuurlijke orde -- college, raad en
ambtelijk apparaat -- aan het denken, omdat deze groeperingen
vanuit bepaalde gezichtshoeken en geschiedenissen achtergronds
kennis hebben van bepaalde situaties. Wij zijn van mening dat
een democratie zonder kritiek ondenkbaar is. Wij zouden Oelaat
wel willen rekenen tot de pluriformiteit van meningsvorm en me
ningsuiting in onze samenleving, dit in tegenstelling tot de heer
Roozeboom, die Oelaat niet in deze categorie wil onderbrengen.
Wij vinden dat dit de gemeenschap best wat geld mag kosten.
De heer Severens - het lijkt wel of wij van te voren con
tact gehad hebben maar dat is niet waar - heeft het over De
Stem gehad. Ik heb op papier staan dat Oelaat een stem is die
ook gehoord moet worden. Deze stem zou bijzonder waardevol
kunnen zijn voor die andere Stem, die wèl verdient aan publici
teit en opinievorming. Volgens de heer Roozeboom is die andere
Stem volgens de objectieve maatstaven nieuwsvoorziener voor
Breda, maar daarover kan men van mening verschillen..
Het gevecht op landelijk niveau voor de handhaving van de
pluriforme pers vinden wij ook van toepassing op lokaal niveau.
Wij vinden het als fractie bijzonder jammer dat het college voor
bijgaat aan het advies van de culturele raad Aan de ideële fa
cetten wordt in het advies op geen enkele wijze aandacht besteed.
Ik zou het verder hierbij willen laten. Men zal hebben be
grepen dat de P. A.K -fractie voor de subsidiëring van Oelaat is
en dientengevolge tegen het preadvies van burgemeester en wet
houders.
De heer JANSEN: Ik kan het betoog van de heer Roozeboom
onderschrijven. Ik zou een tweetal opmerkingen willen maken.
Uit Oelaat van juni 1970 zou ik een brief willen aanhalen. Op de
pagina's 3 en 4 wordt wethouder Van Dun een lummel genoemd.
De brief van J.B. G. Bertram aan het college om subsidie heeft
o.m. de volgende inhoud: Op 1 januari 1970 werden 600 exem
plaren van Oelaat verkocht. Nu, een jaar later, wordt de gehele
oplage gesleten (1500 exemplaren). Nu, een jaar later, heeft Oe
laat 300 abonnees. Nu, een jaar later bedraagt deze post onge
veer 500, -- per maand. Dit laatste had betrekking op de ad
vertenties.
Een eenvoudige rekensom leert mij dat 300 abonnees per
jaar een bedrag van 3.000,-- oplevert. De losse verkoop van
1200 exemplaren levert 14.400,-- op. De inkomsten uit ad
vertenties zijn 500,-- per maand, dus 6.000,-- per jaar.
Het totaal is 23.400,--, per maand 1.960,--. Volgens de
begroting houdt men dan 505,per maand over, per jaar
6.060,--.
De heer QUADEKKER: U rekent niet slecht.'
De heer JANSEN; Ik vraag mij af waarom men nog subsidie
vraagt.