995 26 SEPTEMBER 1972 Vervolgens wil ik de motie die door de heer van Loon mede namens de V. V. D. en de P. C.G. is ingediend in het kort aan de orde stellen. Een aantal punten uit de motie heb ik al genoemd, met name de punten 1 en 2. Met betrekking tot het derde punt van de motie, de looptijd van de overeenkomst betreffende, zou ik willen opmerken dat daarover tegen de achtergrond die de heer van Loon heeft geschetst niet teveel misverstand kan bestaan. Het is ook de bedoeling van het preadvies aan te geven dat na vijf tien jaar de hele overeenkomst ter discussie staat en niet alleen die artikelen die in de vorm van voorwaarden zijn geformuleerd. Over de volgende punten van de motie meen ik al het nodige te hebben gezegd. Ik wil alleen nog even terugkomen op artikel 5. Ik stel mij voor dat in het nader overleg en de nadere concreti sering van de overeenkomst met name de wijze van aanpassing van het interieur, alsmede de wijze waarop de inventaris wordt onderhouden en vervangen uitermate nauwkeurig zal moeten wor den omschreven, omdat een en ander in de toekomst anders on herroepelijk tot grote problemen leidt. Terzake van punt 11, de kleine commissie uit de raad, merk ik op dat -- dit komt wat minder uitdrukkelijk in de motie tot uiting -- hiermee waarschijnlijk een begeleidingscommissie wordt bedoeld met een duidelijk ad hoe karakter, die kan worden opge heven wanneer de overeenkomsten en de contracten met de stichting zijn gemaakt. Naar de mening van het college is het verstandig als commissie uit de raad te doen fungeren de afdeling ruimtelijke ordening en economische zaken of een subcommissie daaruit, met name in het licht van het omvormen van deze commissies ex ar tikel 61 in commissies van advies en bijstand aan het college. Wellicht is het mogelijk in tweede instantie deze suggestie iets nader uit de doeken te doen. In het algemeen zien wij deze motie als een nadere aanvul ling en op sommige punten als een nadere concretisering van het voorstel van het college en met betrekking tot een aantal andere punten van de gedachten die in de raad leven, althans bij een deel van de raad, over de uitkomsten die het nader overleg met de ga ranten zou moeten opleveren. In die lezing vindt het college de motie derhalve zeer aanvaardbaar. Wij nemen haar dan ook gaarne over. Een aspect dat nog niet aan de orde is geweest, is het per- soneelsaspect, in het preadvies behandeld onaer punt 3. 5. Aller eerst wil ik enkele hoofdpunten uit het preadvies dienaangaande op een rij zetten. De stopzetting van de exploitatie in de hui dige vorm brengt mee dat het personeel van het Turfschip dient af te vloeien. Een tweede punt is dat het personeel van het Turf schip niet kan worden beschouwd als ambtenaren, hoewel een aan tal regelingen parallel loopt met die voor de ambtenaren. Daarbij wil ik uitdrukkelijk de opmerking van de heer van Banning onder schrijven dat het, als het al zou zijn voorgekomen, als hoogst onverantwoordelijk moet worden aangemerkt als het personeel in dit opzicht zou zijn misleid. De gemeente is formeel juridisch niet verplicht de N. V. in staat te stellen een regeling aan te bieden. In dat kader zou ik in antwoord op een andere opmerking van de heer van Banning willen zeggen dat het er weinig toe doet in wiens handen het aandelenkapitaal is, omdat het aandelenkapitaal for meel geen enkele verplichting oplegt tot het treffen van een rege-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 995