26 SEPTEMBER 1972 996 ling voor het personeel. Wel kan worden gesteld dat, als derde "headline" van het preadvies, mede gelet op het tot nu toe ge voerde beleid van de gemeente Breda, namelijk dat al jaren i achtereen onverplichte bijdragen worden gegeven in het exploi tatietekort, het het college juist lijkt -- deze gedragslijn wordt in het algemeen ook door de raad onderschreven -- deze gedrags lijn tot het einde toe door te trekken, d.w.z. ook met betrek king tot een afvloeiingsregeling voor het personeel op kosten van de gemeente. Ik onderschrijf derhalve niet de opmerking van de heer von Schmid dat wij ons daaraan onttrekken, want dat is bepaald niet het geval. Het college stelt op pagina 17 van het preadvies derhalve voor in beginsel akkoord te gaan met het door de gemeente dragen van de kosten van een redelijke regeling voor het personeel in het licht van de financiële consequenties van een door de N. V. te treffen nadere regeling. Ik acht het niet juist dat er door wie ook voor deze raadsvergadering contacten met het personeel zijn gelegd, met name omdat de uitkomst van deze vergadering on zeker is. Dit kan grote onrust veroorzaken onder het personeel van het Turfschip, terwijl bovendien een aanzienlijk grotere mate van zorgvuldigheid moet worden betracht bij het afwikkelen van de belangen van het personeel van het Turfschip. In dit verband wil ik ook de motie die over deze materie is ingediend aan de orde stellen. Ik ben van mening dat de strekking van deze motie geheel past in de conceptie die ook blijkt uit het preadvies dat door het college aan de raad is voorgelegd. Met name de mogelijkheid van een individuele benadering van de leden van het personeel van het Turfschip wordt in de motie onderstreept. In een eerder contact met het personeel heb ik daarover mijn standpunt weergegeven. De motie met betrekking tot het perso neel is derhalve voor het college aanvaardbaar. Vervolgens wil ik nog ingaan op enkele detailopmerkingen die met betrekking tot het personee Isa speet zijn gemaakt. Ook wij zijn van mening dat moet worden bevorderd, ook door de wijze waarop de overgangsregeling zoals die in punt 4 van de motie wordt genoemd wordt opgesteld, dat zoveel mogelijk personeelsleden van het Turfschip in dienst kunnen treden van de nieuwe exploitant. De heer Crul en de heer von Schmid zijn van mening dat er in de eerste plaats inzicht moet zijn in de financiële consequenties. Ik kan daarover op dit moment nog geen nadere mededelingen doen, omdat terzake nog nader contact moet- worden opgenomen o. m. met de vakorganisaties, waartoe zeer duidelijke afspraken zijn ge maakt. Overigens ben ik van mening dat dit inzicht in december heel duidelijk aan de raad moet worden voorgelegd. Een schat ting van de kosten is op dit moment derhalve nog niet mogelijk. Uit de wijze waarop ik ben ingegaan op de opmerkingen uit de raad zal ongetwijfeld blijken dat ik van mening verschil met de heer Crul wanneer hij zegt dat noch met betrekking tot de gemeen schapsfuncties, noch met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de raad en de verantwoordelijkheid voor het personeel is voldaan aan de opmerkingen die zijn gemaakt. Ik geloof dat daaromtrent in het preadvies vrij veel is opgemerkt en ik heb ook de indruk dat die mening door een deel van de raad wordt gesteund. De heer van Os is van mening dat dit wederom een voorstel is waaraan de raad weinig houvast heeft en dat hetzelfde geldt voor de moties die daaruit voortvloeien, Ik meen dat dit voorstel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 996