26 SEPTEMBER 1972
998
ben dat er betaalbare gemeenschapsactiviteiten in het Turfschip
moeten kunnen plaatsvinden. Vervolgens heb ik gezegd dat dit
naar mijn mening zeker mogelijk is, dat er zelfs veel meer
en een grotere verscheidenheid van gemeenschapsactiviteiten dan
in het preadvies genoemd kan plaatsvinden en dat ik vind dat deze
gemeenschapsactiviteiten een noodzakelijke basis vormen voor het
slagen van de exploitatie. Waarom ik dit vind en waarom de com
missie dit vindt staat allemaal in het rapport van de commissie
ad hoe. Ik meen dat er tussen de heer Crul en mij geen mis
verstand behoeft te bestaan met betrekking tot de gemeenschaps
functie van het Turfschip in het verleden en zoals het naar de
mening van de commissie in deze vorm mogelijk is.
De heer von Schmid vervolgens heeft gezegd dat er van mijn
motie van 11 november niets terecht is gekomen en dat er van het
rapport van de commissie ad hoe niets is gerealiseerd. Daar kunnen
wij natuurlijk over blijven redetwisten, maar...
De heer VON SCHMID: Dat is helemaal niet nodig, je hoeft
alleen maar naar de feiten te kijken!
De heer VAN LOON: Dan moet de heer von Schmid mij in
tweede instantie maar eens antwoord geven op deze vraag: als wij
het gebouw zouden hebben verkocht, zoals hij heeft voorgesteld,
wat zouden wij dan bereikt hebben, in het bijzonder voor het
personeel?
Met betrekking tot de leiding zegt de heer von Schmid ver
volgens dat wij de directie een trap na hebben gegeven. Het col
lege heeft dat tenminste niet gedaan, dus ik veronderstel dat hij
bedoelt dat ik het gedaan heb. Ik heb in mijn betoog uitdrukkelijk
gesproken over de leiding en ik heb zelfs gezegd dat er naar onze
mening sprake is van een gezamenlijk falen.
Dan wil ik nu ingaan op enkele opmerkingen van de wethouder,
waarbij ik mij wil beperken tot hetgeen hij heeft gezegd met be
trekking tot de motie. Wanneer de wethouder naar aanleiding van
punt 3 van de algemene motie zegt dat na vijftien jaar de voor
waarden van het contract ter discussie staan, moeten wij heel dui
delijk en goed afspreken dat naar mijn opvatting het contract na
vijftien jaar afloopt en dat de pachter in het geval dat de gemeente
wederom tot verpachting overgaat een voorkeursrecht krijgt op basis
van een nieuwe te sluiten overeenkomst. Daarover mag geen mis
verstand bestaan.
Over de pachtsom heeft de wethouder gezegd dat die hem wel
aanspreekt. Ik heb er begrip voor dat er nader overleg zal plaats
vinden; de motie biedt daar ook alle ruimte toe.
Hetzelfde geldt voor hetgeen onder punt 9 is vermeld met be
trekking tot de percentages, waarvan de wethouder heeft gezegd
dat dat het bereiken van het plafond van het bedrijfsfonds zeker
niet op een aanzienlijk later tijdstip mag plaatsvinden. Ik meen
te mogen aannemen dat zelfs met deze percentages het plafond
van het bedrijfsfonds in hetzelfde jaar zal worden bereikt als
met de percentages die in het preadvies worden genoemd. Ik
geloof echter dat daarover nog wel enig overleg mogelijk is.
Met betrekking tot de commissie heeft de wethouder gezegd
van mening te zijn dat die moet worden gevormd door de afde
ling ruimtelijke ordening, maar mijns inziens wordt de commissie