1001
26 SEPTEMBER 1972
Wat nu de financiën betreft komt het mij voor dat de onder
houdskosten van een gebouw hoger worden naarmate het er langer
staat, dat is met de meeste gebouwen het geval. Ik neem aan
dat dat met het Turfschip ook wel zo zal zijn. Ik heb dan ook
het idee dat die kosten op den duur wel eens veel hoger kunnen
worden dan ons nu wordt voorgespiegeld. Ik vind die getallen
namelijk zo verschrikkelijk problematisch. Er worden ons altijd
al veel getallen voorgetoverd, waarvan na een paar jaar blijkt
dat zij totaal anders liggen, maar de hoofdzaak is dat wij nog
steeds met die hoge onkosten blijven zitten, zodat er wat dat
betreft nog steeds geen oplossing is.
Vervolgens wil ik wijzen op nog een aspect dat zich zou kun
nen voordoen. Ik zeg helemaal niet dat het gebeurt, maar het zou
kunnen. Stel dat er op een gegeven moment toch bepaalde gemeen
schapsactiviteiten in het Turfschip worden gerealiseerd -- ik denk
aan de antiekbeurs, de speelinstuif e. d. -- en dat het weer niet
lukt met het Turfschip doordat de commerciële opzet niet slaagt.
Dan kan het gebeuren dat men toch weer een beroep doet op de
gemeente, want, zegt men dan, anders kunnen de gemeenschaps
activiteiten niet doorgaan. Zo krijgen wij dan via een achterdeur
toch weer te maken met de activiteiten in het Turfschip.
Kortom, ik weet eigenlijk niet precies wat er achter dit
voorstel zit. Zelf heb ik de indruk dat het voor het college
een soort laatste strohalm is: men zocht naar een oplossing en nu
er uit de Bredase gemeenschap iets naar voren komt grijpt men
dat vast, zonder dat men zich precies realiseert of wil realiseren
wat het allemaal kan betekenen. Ik stel nogmaals dat het stand
punt van de wethouder met betrekking tot het personeel mij nog
al formeel juridisch voorkomt, ofschoon hij ook over morele ver
plichtingen heeft gesproken. Een en ander is bij mij nogal koud
overgekomen, maar misschien zegt hij daar straks nog iets over.
Samenvattend stellen wij dus vast dat een werkelijke op
lossing voor de problematiek van het Turfschip vanavond weer
niet wordt bereikt, zodat wij voor een groot deel met de last
blijven zitten. Daar komt bovendien nog bij dat wij het geld
gaan besteden aan een particuliere stichting waarover wij geen
controle hebben, zodat wij niet kunnen nagaan waar de gelden
van de gemeente blijven. Die kosten kunnen ook hoger worden
en men zou dan ook kunnen zeggen dat wij vanavond alleen
maar besluiten de eindstrop die ooit aan een Bredase gemeente
raad zal worden voorgelegd, uitstellen en voor het nageslacht
laten liggen.
De heer VAN OS: Ik zal mijn beeldspraak niet voortzetten,
want die is door de wethouder in een geheel verkeerde hoek
getrokken. Misschien ziet hij mogelijkheden om het inwoner
tal van Breda te verhogen, maar daar zal ik niet verder op
ingaan.
Ik blijf met de wethouder van mening verschillen over de
mogelijkheden die nu in het Turfschip ontstaan. Zoals ik straks
al heb gezegd; nu mag alles wat eerst niet mocht. Het restaurant
gaat open, dat mocht niet.
De heer VAN LOON: Dat mocht wel!