26 SEPTEMBER 1972 1006 bereid zult zijn de vergadering te schorsen opdat wij ons kunnen beraden. Mocht er echter een dergelijke commissie komen, dan ge loof ik dat juist de mensen die zo nauw betrokken zijn bij de ac tiviteiten die wij in Breda graag ontwikkeld willen zien voor het lidmaatschap van deze commissie in aanmerking komen. De VOORZITTER- De heer van Banning heeft nu al aangekon digd dat hij straks met een aan zekerheid grenzende waarschijn lijkheid om een schorsing zal vragen. Het lijkt mij correct hier mee te wachten tot na het antwoord van de wethouder. De heer VAN BANNING: Dat lijkt mij ook beter, mijnheer de voorzitter. De heer FROGER: Ik heb één vraag en een tweetal opmer kingen. Waarom wordt de pacht niet bepaald door middel van een openbare inschrijving? Bij die openbare inschrijving zouden alle voorwaarden die de raad vervuld wenst te zien en die het college van burgemeester en wethouders in zijn preadvies heeft aangegeven kunnen worden gesteld. Het risico dat iemand inschrijft die niet weet wat hij moet doen bestaat dan niet. Bovendien -- de wet houder heeft gezegd dat het commercieel wordt aangepakt -- krijg je dan pas de feitelijke marktprijs voor het object en dat acht ik om twee redenen van belang. In de eerste plaats omdat het getal dat daaruit komt duidelijk aangeeft hoeveel geld de gemeenschap moet offeren voor de exploitatie van het Turfschip of -- bij verkoop -- wat de feitelijke waarde is van het object waarover wfj praten. Ik begrijp niet waarom deze methode bij een commerciële aanpak niet wordt gehanteerd. Een volgend punt is de kwestie van het personeel, waarover door iedereen uitvoerig is gesproken. Ik wil daar nog een opmer king aan toevoegen. Als ik het goed heb begrepen verkeren deze mensen nu al zo'n achttien maanden in de mist. Ik vind dat ge woon onmenselijk. Bij de AKZO-affaire hebben wij over een veel kortere periode al veel herrie gemaakt. Dit is nota bene een zaak van de gemeente -- de overheid behoort de burger te beschermen, zeker de personen die min of meer direct in haar dienst zijn -- en dit duurt achttien maanden. Dat is ongehoord en ik vind dan ook dat de raad dat gewoon niet mag slikken. Wij kunnen als werkgevers een aantal mensen toch niet achttien maanden lang in onzekerheid laten? Dat past niet meer in deze tijd en daarom wens ik van de wethouder te horen hoe snel deze zaak nu einde lijk heel duidelijk wordt gemaakt en opgelost. Overigens blijf ik van mening dat het Turfschip moet worden afgestoten. De heer ROOZEBOOM: Ik wil graag een opmerking maken naar aanleiding van het betoog van de heer van Os. Ik vond dat namelijk in zekere zin zeer positief, niet zozeer om wat er in stond als wel om wat er niet in stond. Hij heeft namelijk niet gezegd dat wij er een trouwzaal van moeten maken. De heer AMERICA: In aanvulling op hetgeen de heer van Banning mede namens mij heeft gezegd wil ik toch nog een paar punten aanstippen. Allereerst wil ik een vraag stellen aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1006