1025 11 OKTOBER 1972 tijd doende is alsnog reinigingsrechten vanaf 1 januari 1968 te incasseren. Voor zover het aanvullende aanslagen betreft kan worden gesproken van navorderingen. Van aanvullende aanslagen is in het algemeen sprake in die gevallen dat meer dan het standaard-"emmerrecht" verschuldigd is (meer dan 66 liter per week) en waarbij men alleen voor het standaardrecht werd aan geslagen. Er is geen wettelijk voorschrift, dat zich verzet tegen het hef fen c. q. navorderen van de onderhavige rechten voor genoemde jaren. De verjaringstermijn is ingevolge art. 2004 van het Burgerlijk Wetboek dertig jaar. Overigens zijn wij van mening, dat de in vordering c. q. navordering billijk is, omdat de gebruiker weet of kan weten, dat hij geen of te weinig reinigingsrecht heeft voldaan. Eventueel kan in overleg met het energie- en waterbedrijf gespreide betaling worden toegepast. De huisvuilrechten worden berekend op de nota's van het energie- en waterbedrijf. Daartoe is een codering opgenomen in het computerbestand van de verbruikers. Tn deze methodiek is door het energie- en waterbedrijf zoveel mogelijk aangenomen, dat de mutaties van dit bedrijf analoge consequenties hebben ten aanzien van het huisvuilrecht, terwijl is uiTgegaan van de stan- daard-hoeveelheid af te halen huisvuil per week (66 liter). Het vervoerbedrijf heeft een eigen "emmerbestand", dat perio diek wordt afgestemd op de afrekeningen van het energie- en waterbedrijf. Afwijkingen worden door middel van "bereken- kaarten" aan de afnemers bijgesteld. Het in gebruik hebben van meer emmers dan overeenkomende met de standaardhoeveelheid heeft tot omvangrijke afwijkingen geleid, terwijl er door de af stemmingsmethodiek, zoals die werd toegepast, aanvankelijk nog te omvangrijke verschillen bleven optreden. Sinds 1 mei 1971 is op grond van de ervaringen een betere controle op de mutatieverwerking ingevoerd en geleidelijk aan loopt de inhaalactie van vroegere jaren ten einde. Uit het vorenstaande moge duidelijk zijn, dat de enige con sequentie van het corrigeren van de aanslagen wegens huisvuilrecht voor de burgers is, dat betaald moet worden hetgeen verschuldigd is. VRAAG, (gesteld in de raadsvergadering dd. 23 mei 1972) De heer KRAMER, met betrekking tot de sportsubsidieregeling 1972 wil ik nu op Uw verzoek geen drie korte opmerkingen maken, maar drie vragen stellen. Ik wil vooiop stellen dat het een goed stuk is, maar dat ik nogal eens moeite heb met de definities van jeugd, sport en re creatie. In de betreffende regeling wordt het begrip "sport" ook niet omschreven. Zal de toegezegde recreatienota hierin zoveel inzicht geven dat het de bedoeling van de drie hoofdsoorten van vrijetijdsbesteding niet zal schaden, hoewel duidelijk raakvlakken aanwezig zijn? Gaarne had ik in de regeling een eerste aanzet ten aanzien van de regio verwerkt gezien. Zelfs wanneer dit met enige voor zichtigheid was gebeurd, zou ik dit verstandig en sympathiek gevonden hebben. Waarom is het nog niet gebeurd?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1025