11 OKTOBER 1972 1026 In artikel 4 van de regeling wordt de beroepsmogelijkheid aangegeven. Ik moet helaas mijn afkeuring over dit artikel uit spreken. In het kort komt het hierop neer, dat een vereniging die niet akkoord gaat met de beslissing van de sportstichting in be roep kan gaan bij diezelfde sportstichting. Dit gaat mij iets te ver. Ik hoop dat dit artikel opnieuw zal worden bekeken en aan gepast zal worden aan de normale beroepsregels en aan de hui dige opvatting van de maatschappij. ANTWOORD. Bij het opstellen van een recreatienota zal er naar worden ge streefd zo duidelijk mogelijke begripsomschrijvingen te hanteren. Het ontbreken van een definitie van het begrip sportin de vi gerende sportsubsidieregeling vormt voor de toepassing van deze regeling naar onze mening vooralsnog geen overwegend bezwaar. De sportsubsidieregeling is beperkt tot Breda, aangezien het bestuur van de sportstichting het op grond van haar statuut niet tot haar taak rekent deze zaken in regioverband te bekijken. De uitvoering van de sportsubsidieregeling is door het be stuur van de sportstichting opgedragen aan het dagelijks bestuur. Tegen beslissingen inzake gehele of gedeeltelijke afwijzing van een subsidieverzoek, kan een vereniging Binnen 30 dagen na schrifte lijke mededeling van de beslissing door het dagelijks bestuur in beroep gaan bij het algemeen bestuur van de sportstichting. Deze beroepsfiguur treft men vaak aan in het administra tief recht. Als voorbeeld noemen wij: tegen de weigering tot verlening van een bouwvergunning door burgemeester en wet houders, het dagelijks bestuur dei gemeente, kan belanghebbende binnen 30 dagen beroep aantekenen bij de gemeenteraad. Wij zien voorhands geen aanleiding in de gecreëerde be roepsprocedure wijziging te brengen. VRAAG, (gesteld in de raadsvergadering dd. 26 juni 1972) De heer VAN DUIJL merkt op dat in de stad een aantal verkeersmaatregelen is getroffen waarvoor verkeerslichten zijn geplaatst. Op een aantal kruispunten komen naast verkeers lichten voor auto's ook verkeerslichten voor wielrijders en voet gangers voor. Op enkele kruisingen vindt de wielrijder die het kruispunt passeert, twee verkeerslichten op zijn weg. De groene fase van beide verkeerslichten is in vele gevallen zo kort, dat als een wielrijder het eerste passeert nadat het op groen is ge sprongen, het tweede veelal weer op rood is gesprongen. Daardoor moet de wielrijder tweemaal wachten voor hij kan oversteken. Dit geeft stagnatie. Bovendien is de verkeersintensiteit op ver scheidene rijwielpaden dusdanig gering dat het vrij zinloos is een tweede verkeerslicht voor wielrijders te plaatsen. Hij ver zoekt dan ook de groenfase van beide lichten zodanig te ver lengen dat men normaal kan oversteken en in den vervolge de dubbele verkeerslichteninstallaties voor wielrijders weg te laten, omdat zij vrij kostbaar en bovendien zinloos zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1026