11 OKTOBER 1972
1036
op die sancties misschien minder kans, maar wij hebben in de over
eenkomst niet kunnen lezen welke maatregelen aan het einde van de
huurperiode eventueel nog mogelijk zijn.
In de overeenkomst is ook nog opgenomen dat de artikelen 1302
en 1303 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn. Deze
artikelen hebben betrekking op wanprestatie. In de afdeling zijn wij
er niet helemaal uitgekomen. Misschien kan het college vanavond
nog eens uitleggen waarom deze artikelen, blijkbaar na onderlinge
afspraak, niet van toepassing zijn.
Ik wil tenslotte voor alle duidelijkheid mijn betoog nog even
samenvatten. Wij willen graag van het college horen of het zich
bij de onderhandelingen met ae Pius X-stichting en het Waterschap
als gevolg van de talloze verwikkelingen rond de Bouvigne-affaire
zakelijk gezien niet in een zwakke positie voelde verkeren.
Over het eigendomsrecht van de grond waarop de Gezinszorg-
school staat behoeft niet meer gediscussieerd te worden. De vraag
blijft nog open of het bedrag dat de grond waard is niet in min
dering gebracht moet worden op de koopsom en ook uitgesteld
betaald zal moeten worden. In welke relatie staat het bedrag van
175.000,--, dat de Pius X-stichting in eerste instantie onttrekt,
tot de afhandeling van de crediteuren?
Ziet het college mcgelijkheden tot een voordeliger transactie
voor de gemeente met dit gemeenschapsgeld door b. v. zelf als
financier te gaan optreden?
In de koopovereenkomst is onder III een ontbindende voor
waarde opgenomen; de Gezinszorgschool is hierbij uitgesloten.
Welke betekenis kan het voor de gemeente hebben als de school
in 1978 niet ontruimd wordt?
Tenslotte wil ik via u, mijnheer de voorzitter, nog een op
merking aan het adres van de heer van Caulil maken. De heet
van Caulil heeft tijdens de debatten over Bouvigne vaak laten
merken dat hij wel wat moeite heeft met de verkoop van de grond,
maar ook van de gebouwen van Bouvigne. Hij heeft een aantal
keren gezegd dat het toch wel aantrekkelijk zou zijn om over
erfpacht te praten. Het bezwaar dat hij tegen de gehele zaak
eigenlijk had is nu enigszins weggenomen en wel omdat nu in de
overeenkomst is bepaald dat het Waterschap binnen tien jaar de grond
en de gebouwen niet zonder toestemming van de gemeente mag ver
kopen. De heer van Caulil heeft na de wijziging althans bij mij de
indruk gewekt dat hij niet langer bezwaar tegen het voorstel had,
zij het dat ik een aarzeling heb menen te bespeuren. Ik kan mij
daarin vergissen, maar ik kreeg in ieder geval die indruk. Ik ge
loof dat hij ook moeilijk anders kon doen dan aarzelen; zijn prin
cipieel standpunt was immers dat niet speculatief met de grond en
de gebouwen kon worden opgetreden. Ik geloof dat een termijn
van tien jaar in die zin eigenlrjk geen betekenis heeft. Misschien
is het in de loop van het debat mogelijk dat de heer van Caulil
daarop nog eens wat verder ingaat.
De heer FROGER: De verkoop van Bouvigne heeft bij mij -- ik
hoef dat niet verder toe te lichten -- een zeer principieel bezwaar
ontmoet. Ik wil echter even terugkomen op de vergadering van
29 mei j. 1,toen enkele raadsleden tegen mij gezegd hebben: wij
kunnen niets anders doen dan Bouvigne verkopen; wij kunnen het niet
restaureren, daarvoor hebben wij geen geld. Ik hoop dat de raadsleden