1042 11 OKTOBER 1972 tief. De heer VON SCHMID (int.); Op dit moment niet! De heer VAN LOON: Het vormingswerk, waarvoor tot 1971 in dit complex huisvesting was gevonden, zoekt volgens mijn informa tie op dit ogenblik duidelijk ook naar andere wegen en mogelijk ook naar een andere plaats. Overdracht van het complex naar een andere overheidsdienst is naar onze opvatting een goede zaak, ook voor de Bredase gemeenschap. In tegenstelling tot de heer Crul me nen wij dat hierbij sprake is van een juist gebruik en een juist be heer van gemeenschapsgelden. Laten wij deze gehele transactie eens op haar merites beküken en zakelijk overzien, daarbij afstand ne mend van de ingewikkelde structuren en problemen die wij zelf rond Bouvigne hebben geschapen. Wij krijgen dan ongeveer het volgende beeld. Aan de orde is op dit moment slechts de overdracht van het Bouvigne- complex en zonder dat ik daarbij in details treed zal ik enige zaken opnoemen die bij die overdracht van belang zijn: 1) De vergoeding die aan de stichtingen wordt betaald voor het vrij maken van ae huurovereenkomst en voor de eigendomsoverdracht van het door derden gestichte gebouw. 2) De prijs die het Waterschap betaalt. De vraag is dan of de vergoeding van 1 1/4 miljoen redelijk is. Ik vind dat dit inderdaad het geval is en ik wil mijn mening ook wel motiveren. Ik stel daarbij voorop dat ik aanneem dat alle par tijen en personen die in het verleden bij overeenkomsten en afspra ken betrokken zijn geweest volkomen te goeder trouw gehandeld hebben. Daarvan uitgaand kunnen wij ons de vraag stellen welke criteria dan van belang zijn bij het bepalen van de redelijke vergoeding van 1 1/4 miljoen. Naar mijn mening is dat in de eerste plaats de contractuele verplichting, voortvloeiend uit de acte van 10 augustus 1937, tot vergoeding van de waarde van de vóór 1937 gestichte ge bouwen. Die waarde is door de heer Korteweg c.s. op 250.000,- geschat. In de tweede plaats is er de morele verplichting tot vergoe ding van de waarde van de na 1937 gestichte gebouwen. Ik meen dat wij het er over eens kunnen zijn dat er geen sprake kan zijn van kwade trouw. De heer FROGER: Dat heeft toch niemand gezegd? De heer VAN LOON: De bouwvergunningen voor het stichten van de gebouwen zijn op normale wijze door de daarvoor aange wezen instanties verstrekt. Artikel 658 van het Burgerlijk Wetboek spreekt in dit verband duidelijke taal: wij hebben slechts de moge lijkheid tot wegnemen - in dit geval afbreken - of vergoeden. De waarde van deze gebouwen is door de heer Korteweg c. s. geschat op 600.000,-. Vervolgens is aan de orde het vrijmaken van het huurcontract met de Pius X-stichting. Dit contract loopt ingevolge de acte van 3-11-1930 in het jaar 2030 af. Bovendien is aan de orde en van belang het vrijmaken van het huurcontract tussen de stichting Bouvigne en de Gezinszorgschool, welk huurcontract tot 1995 loopt. Daarnaast zij de kwestie van de aansprakelijkheid voor achterstallig onderhoud ten bedrage van 300, 000, - en de claim

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1042