1043 11 OKTOBER 1972 van de Bouvigne-stichtingen in verband met aangebrachte verbeterin gen ter waarde van 154. 000,-- arbitrair. Wij hadden de keuze tussen procederen en een minnelijke schikking. Het is duidelijk een beperkte keuze. Procederen zou in de gegeven omstandigheden niet alleen veel tijd, maar waarschijnlijk ook veel geld kosten. De koopprijs van 1.400.000,-- lijkt mij mede gezien de in het taxatie rapport opgenomen grondprijzen zeer redelijk, zeker indien wij ook nog rekening houden met het werkgelegenheidsaspect en de verdere uitstraling daarvan, die zeker niet mag worden onder schat. Ik kom nu bij het raadsbesluit van 29 mei j.l. Ik meen dat wij op 29 mei de volgende besluiten genomen hebben. Wij besloten Bouvigne per 1 juli 1972 d 1.250.000,-- vrij te maken. Wij verkochten vervolgens het vrijgemaakte complex aan het Waterschap a 1.400.000,-- onder de ontbindende voorwaarde dat het gehele complex per 1 juli 1972 in gebruik zou kunnen worden genomen. Wat gebeurde er echter? Het complex kwam op 1 juli 1972 niet vrij, omdat voor de huisvesting van de Gezinszoigschool niet tijdig een regeling kon worden getroffen. De genomen besluiten zijn hier door automatisch vervallen. Voor ons ligt een nieuwe regeling. Ik moet zeggen dat ik de proeve, die de basis van het voorstel vormt, onvoorstelbaar ingewikkeld vind, zodat het lijkt of alle klad- en spiekbriefjes, alle wensen en verlan gens en alle gerechtvaardigde of vermeend gerechtvaardige verwach tingen van alle partijen tijdens de onderhandelingen bij elkaar zijn geveegd en in deze proeve zijn opgenomen. Er ontstaat dan natuur lijk wel een stuk uitgebreide informatie, maar ik vraag mij wel af of een dergelijke informatie voor het uiteindelijk resultaat en de besluit vorming wel van enige betekenis is. Na lezen en herlezen en wat combineren krijg ik het volgende beeld van de regeling: a) Uitgangspunt blijft de op 29 mei j. 1. genomen besluiten, ook wat de daaruit voor de gemeente, het Waterschap, de Bouvignestich- tingen en de crediteuren voortvloeiende financiële consequenties be treft. b) De Gezinszorgschool zal eerst per 31 uli 1978 worden vrijgemaakt. Het Waterschap kan vóór die datum niet over het gebouw beschik ken en zal dientengevolge andere voorzieningen moeten treffen. In verband hiermede is een financiële regeling getroffen. De ba sis daarvan is dat de gehele financiering door de Pius X-stichting geschiedt en dat geen der partijen hiervan financieel nadeel mag ondervinden. De regeling ziet er dan naar mijn opvatting als volgt uit; 1) De gemeente verleent uitstel van betaling van een gedeelte van de koopsom, nl. 250.000,-- tot 31 juli 1978 tegen een rente vergoeding van 7 3/4 per jaar. 2) De Pius X-stichting betaalt aan het Waterschap in de eerste plaats 150. 000, -- voor een tijdelijke voorziening in de huisvesting en in de tweede plaats tot 31 juli 1978 jaarlijks een bedrag van 19.375,--, zijnde 7 3/4 rente van 250. 000,--. 3) Het Waterschap krijgt 150.000,-- voor het treffen van voorzie ningen voor een tijdelijke huisvesting. De financiële verantwoording daarvan lijkt mij simpel. De Pius X-stichting (de stichting Bouvigne) ontvangt per jaar aan huur 53. 000,--. De Pius X-stichting betaalt 8 van 150.000,-- aan het Waterschap

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1043