1045
11 OKTOBER 1972
De heer VAN BANNING: Wij bespreken thans een zaak die als
weinig andere zaken door zovelen op verschillende wijzen is bena
derd. Ik onderken duidelijk dat geaardheid, instelling, opvattingen
en politieke inzichten mede tot beeld- en besluitvorming hebben
bijgedragen en vanavond hiertoe wederom zullen bijdragen. Ik geloof
kortheidshalve te moeten stellen dat ik al datgene wat ik in de ver
gadering van 29 mei j. 1. in dit kader heb gezegd volledig en onver
kort ook vandaag nog onderschrijf, Ik wil zoveel mogelijk vermijden
dat ik in herhalingen treed en ik zal mij dan ook in hoofdzaak be
perken tot de jongste ontwikkelingen. Dat valt mij wel wat moeilijk.
De heer Froger heeft mijns inziens terecht gesproken over mogelijkheden
tot afwikkeling van een huurcontract. Tijdens de vergadering van 29
mei j. 1. heb ik dit punt ook te berde gebracht, terwijl de heer Van
Loon dit vanavond, maar dan vanuit een andere visie, eveneens ge
daan heeft. Ik zal mij toch maar niet laten verleiden mijn visie
daarop thans wederom te herhalen. Mij derhalve beperkend tot de
jongste ontwikkelingen wil ik in deze ontwikkelingen toch een dui
delijke relatie zien naar de jongste vergadering die wij over dit
onderwerp gehouden hebben, nl. die van 29 mei j. 1. Onder meet
is toen gesproken over de tijdnood waarin het college was komen
te verkeren, waardoor het 'het college niet mogelijk zou zijn ge
weest meer dan vier dagen toe te wijzen ter meerdere bestudering
door de raadsleden van een zaak, die het college toen en thans bij
herhaling - mijns inziens terecht - een complexe zaak noemde en
noemt. Bijna de helft van alle raadsleden verzocht het college toen
om een langer uitstel van behandeling. De feiten hebben thans uitgewe
zen dat het college toen om het college moverende redenen heeft ge
meend dit zo te moeten stellen. Ik heb sterke twijfels of het college
hiermede de geloofwaardigheid heeft gediend van degelijke, stellige be
weringen. Gebleken is dat beslissingen maandenlang kunnen worden op
geschort en dat zelfs vakanties van sleutelfiguren in deze zaak onder
een dergelijke zaak niet behoefden te lijden. In dit verband vind ik
het verheugend dat de heer Sandberg op de wijze zoals hij heeft ge
daan gesproken heeft over de uitoefening van de taak der raadsleden,
de convocaties, de tijd die leden van de raad ter beschikking wordt
gesteld voor bestudering van de stukken en de moeilijkheden waar
mede deze raadsleden bij herhaling worden geconfronteerd.
Door het college is nu aan de raad een nieuw voorstel aangeboden,
vergezeld van een proeve van een regeling. Ik moet zeggen dat ik
deze proeve een knappe en doordachte studie vind, waarvoor de be
werker waardering verdient. Dit behoeft niet in te houden en dit
houdt ook niet in dat deze proeve door mij als de enige en uitslui
tende mogelijkheid wordt gezien en aanvaard. Het betekent wel
dat voor net samenstellen van de proeve veel studie arbeid) is
verricht, wat de gemeente geld heeft gekost. Ik neem aan dat de
desbetreffende kosten niet elders declarabel zijn. Bij het lezen van
de stukken is mij gebleken dat het bestuur van de Stichting School
tot Opleiding Gezinszorg, welke stichting ik vanaf dit moment ge
makshalve maar met de naam Gezinszorg aanduid, onder meer ak
koord gaat met huurbeƫindiging per 31 juli 1978. Het is mij ook
duidelijk geworden uit de brief d. d. 25 september j. 1. van de
Staatssecretaris van het ministene van onderwijs dat hij in beginsel
bereid is accoord te gaan met vervangende huisvesting op huurbasis
tot een bedrag van 60,-- per m2 nuttige vloeroppervlakte, d. w.z.
exclusief gangen, trappenhuizen en toiletten.