1050
11 OKTOBER 1972
De heer BROEDERS: Dat is dan intussen ook weer duidelijk ge
worden!
Ik wil bij voorbaat zeggen dat er ten aanzien van de proeve
een groot misverstand is. Ik meen dat de heer van Loon gezegd
heeft: het lijkt wel alsof men alles bij elkaar geveegd heeft en
dat men daarna gezegd heeft dat door op een bepaalde manier
te werk te gaan alle bezwaren zouden kunnen worden ondervangen.
Ik moet u zeggen dat dat eigenlijk een kernpunt is dat in de
proeve tot uiting komt. De Gezinszorgschooi kon het gebouw per
1 juli 1972 niet ontruimen, waardoor ae besluiten vervielen. Het
Waterschap bleef toch belangstelling voor het complex behouden.
Aan de andere kant bleven ook de moeilijkheden en de wensen
van de stichtingen bestaan. Tenslotte was er dan nog een trans
actie die door de meerderheid van de raad gesteund, ja zelfs toe
gejuicht was. De wensen, verwachtingen en opvattingen bleven dus
bestaan en u zult begrijpen dat wij eens op papier wilden zetten
hoe het mogelijk zou zijn om eruit te komen zonder daarbij schade
toe te brengen aan diegenen die erbij betrokken waren. In die situatie
hadden wij een soort bemiddelende taak. Wij konden, nadat een
ieder zijn wensen op tafel had gelegd, gaan uitrekenen hoe iedere
partij afzonderlijk er uiteindelijk uitkwam. Daarmede kon misschien
een basis voor de overeenkomst gelegd worden. Dat is dus de bete
kenis van de proeve, want de proeve zoals zij hier ligt behoeft
natuurlijk niet letterlijk te worden uitgevoerd. Het is een proeve
die gediend heeft als basis van besprekingen- naar verschillende
richtingen kon met deze proeve worden aangetoond welke finan
ciële consequenties zouden ontstaan voor het Waterschap en de Pius X-
stichting. Daarbij heeft duidelijk voorop gestaan dat vastgehouden
zou moeten worden aan het bedrag van 150.000,--, dat de gemeente
zou moeten ontvangen; een en ander vindt u terug in de proeve. Ik
geloof dat ik op de berekeningen in de proeve als zodanig niet terug
behoef te komen. Op een aantal factoren kom ik in mijn verdere
betoog nog wel even terug.
De heer von Schmid heeft het voorstel betreurenswaardig en on
verantwoord genoemd. Ik geloof dat ik hierop moeilijk kan ant
woorden; ik zie het als een mededeling van de heer von Schmid.
De heer von Schmid heeft verder nog een vraag gesteld over
het aantal personen dat op het complex werkzaam is. Voorzover
mij bekend -- ik heb van de zijde van de stichtingen daarover
slechts één informatie gekregen -- werkt er nog iemand in het
tuincomplex. Men heeft de wens te kennen gegeven dat deze man
in dienst van het Waterschap wordt genomen. Wij hebben die wens
aan het Waterschap doorgegeven, dat bereid is om, als dit dienst
verband past in het organisatiepatroon van het Waterschap en beide
partijen tot overeenstemming komen, aan die wens gevolg te ge
ven.
De heer Crul heeft erop gewezen dat de afdeling voor juridische
zaken niet op de gecombineerde afdelingsvergadering aanwezig was.
Ik moet u zeggen dat het mij tot op het moment van de vergadering
ontgaan was dat wij indertijd met drie afdelingen bij elkaar hebben
gezeten. Bij navraag is mij gebleken dat vóór die vergadering nog
overleg gepleegd is met de burgemeester, die niet alleen voorzitter
is van de juridische afdeling, maar ook bepaalt in welke afdelingen
ieder stuk behandeld wordt; er is toen afgesproken dat de juridische
afdeling niet voor die vergadering zou worden uitgenodigd. Ik meen