1052
11 OKTOBER 1972
aan de ene kant stond. De ingewikkeldheid van de situatie heeft
natuurlijk bij de onderhandelingen duidelijk een rol gespeeld, maar
ik geloof dat daaraan ook niet te ontkomen was.
De heer CRUL: Ik had met mijn vraag ook de bedoeling te ver
nemen of de positie van wethouder van Dun in het college daarbij
ook een rol heeft gespeeld.
De heer BROEDERS: Die vraag kan ik bepaald ontkennend beant
woorden. De positie van wethouder van Dun in het college heeft
beslist geen nadelige rol bij de onderhandelingen gespeeld. U weet
ook heel duidelijk dat de gehele zaak vanaf het begin zonder wet
houder van Dun behandeld is.
De heer CRUL: Heeft wethouder van Dun dus niet meegedaan aan
de besluitvorming in het college?
De heer BROEDERS: Het college heeft een unaniem standpunt
ingenomen, zodat het al dan niet meedoen van wethouder van Dun
daarbij nauwelijks gewicht in de schaal legt.
De heer CRUL: Dat vraag ik niet; ik vraag of wethouder van
Dun aan de besluitvorming in het college heeft meegedaan.
De heer BROEDERS: Ik vertel u zelfs meer dan u vraagt en ik
meen dat de positie daardoor nog duidelijker wordt. Het al dan niet
meedoen van wethouder van Dun zou dan pas belangrijk worden als
er in het college verdeeldheid zou hebben geheerst en een stem
ming zou zijn gehouden. Over deze zaak is in het college zelfs
niet gestemd, mijnheer Crul. Ik vertel u dus nu nog meer vanuit
het college. Op de kwestie van het te duur zijn kom ik nog wel
terug.
Ik kom nu op het punt van de Gezinszorgschool en misschien
beantwoord ik hiermede meerdere sprekers. Ik geloof dat deze ont
wikkeling goed is geweest. Nakaarten is natuurlijk altijd gemak
kelijk; wij hadden als wij alles van tevoren geweten hadden misschien
een andere opstelling gekozen. De eerste keer zijn wij nl. afgegaan
op informaties die wij van de zijde van de stichtingen hebben ver
kregen; er was immers een huurcontract met de stichtingen. Op
grond van die informaties mochten wij veronderstellen dat een op
lossing bepaald tot de mogelijkheden behoorde. Ik kan niet beoor
delen of het bestuur van de Stichting tot Opleiding Gezinszorg te
laat gei'nformeerd is. Mocht dit bestuur inderdaad te laat infor
maties hebben ontvangen dan ligt dat niet aan de gemeente; de
gemeente heeft met ae onderhandelingspartners afgesproken dat de
onderhandelaars van de stichtingen deze zaak met het bestuur van
de Stichting tot Opleiding Gezinszorg verder zouden bespreken.
Tijdens de vergadering van 29 mei j. 1. heeft het college op een
desbetreffende vraag van de heer America geantwoord dat indien
de Gezinszorgschool niet tijdig zou worden ontruimd de transactie
ontbonden zou worden.
Wij hebben daarover destijds geen onduidelijkheid laten bestaan.
Welnu, de school kon niet tijdig ontruimd worden. Wij kunnen het
misschien betreuren dat alles zo gelopen is; mogelijk hadden wij
het ook anders gedaan als wij alles van tevoren geweten hadden.