1057
11 OKTOBER 1972
vergeleken met de kosten van het verwijderen van die tijdelijke
huisvesting (o. a. fundament). Het is nu gebleken dat de restwaarde
ongeveer tegen de opruimingskosten wegvalt. Het opruimen van
semi-permanente gebouwen of noodbehuizing kost zoals u waar
schijnlijk bekend is nogal wat geld. Het college heeft echter ge
steld dat dit eigenlijk ons "pakean" niet is. Het Waterschap heeft
een calculatie gemaakt en heeft verklaard mét de latere betaling
van het bedrag en de vergoeding van 150.000,-- het inconvenient
van de Gezinszorgschool te accepteren. Wij vonden dat niet onre
delijk en hebben er bepaald ook geen bezwaren tegen.
Ik meen op de opmerkingen van de heer Crul ten aanzien van de
Gezinszorgschool niet meer behoeven terug te komen, omdat ik de
hoofdelementen al behandeld heb.
Het punt van het niet opnemen van de artikelen 1302 en 1303
van het Burgerlijk Wetboek is ook nog ter sprake gekomen. Mij is
verzekerd dat deze artikelen in vrijwel alle contracten niet worden
opgenomen, mogelijk omdat het beroep doen op deze artikelen vele
moeilijkheden met zich meebrengt. Ik ben hierbij afgegaan op de
informatie van de juristen.
De heer Crul heeft nog een vraag gesteld aan de heer van Cau-
lil en de heer van Caulil heeft deze vraag inmiddels via mij beant
woord. Ik hoef daarop dus verder niet in te gaan.
De heer Froger heeft principiële bezwaren. Een discussie is dan
altijd erg moeilijk; principiële bezwaren zijn zo fundamenteel dat
wij dan waarschijnlijk nooit tot overeenstemming zouden komen.
De heer FROGER (int.Het gaat er maar om hoe men over
monumenten denkt!
De heer BROEDERS: Ik weet niet wat er letterlijk in de vorige
vergadering is gezegd; ik weet zelfs niet of ik in dit verband iets
gezegd heb of dat een ander dit heeft gedaan, maar als de heer
Froger het wil doen voorkomen als of restauratie zou kunnen plaats
vinden zonder een financiële bijdrage van de gemeente, dan mag
ik er toch wel op wijzen -- de heer Froger weet dat waarschijnlijk
nog beter dan ik -- bij restauratie sommige werken subsidiabel zijn
en andere weer niet.
De heer FROGER: In dit geval is het relatief gezien een schijntje!
De heer BROEDERS: Ik moet u daarin teleurstellen. Ik heb geïn
formeerd bij de architect die ter zake van restauratie bijzonder des
kundig is. De architect heeft het gehele geval bekeken en heeft
duidelijk te kennen gegeven dat er in dit geval nog veel kosten
overblijven voor diegene die laat restaureren. Deze informatie komt
naar ik meen uit betrouwbare bron.
De heer FROGER: U moet het bedrag dat u zojuist met een
vooruitziende blik hebt genoemd eens cuberen ten aanzien van
het kasteel; u komt dan tot astronomische cijfers. Ik kan mij
nauwelijks voorstellen dat dat bedrag niet toereikend zou zijn.
Bovendien is het als het door mij eenzijdig gesteld is, door de
andere kant ook eenzijdig gesteld.