1062
11 OKTOBER 1972
ik kan u zeggen dat er ook ten aanzien van deze besluiten contact
is geweest met het kantoor van de stadsadvocaat --ik weet nl. niet
of dat contact met de stadsadvocaat zelf of met de heer van Dijk,
die deze zaak speciaal heeft behandeld, heeft plaatsgehad -- van
welke zijde instemming met de besluiten betuigd is.
De heer van Banning is toch nog even teruggekomen op de ver
gadering van 29 mei j. 1. In strijd met de door het college destijds
gekozen opstelling zou volgens hem een langer uitstel wel moge
lijk zijn geweest en hij betwijfelt sterk of de geloofwaardigheid
hiermede wel gediend is. Ik geloof dat men iemands opstelling
altijd moet beoordelen naar het moment waarop die opstelling inge
nomen wordt. Wij kunnen het besluit dat op 29 mei genomen werd
niet beoordelen aan de hand van de kennis die wij op dit moment
hebben. Men zou zelfs onverhoopt achteraf kunnen zeggen dat de
vergadering van vanavond niet nodig was; er zijn ontbindende voor
waarden opgenomen en het is dus theoretisch mogelijk dat de zaak
vanavond niet wordt afgewikkeld. Tegen de achtergrond van de in
formatie die wij gekregen hadden van de partners aie bij het over
leg betrokken waren leek het het college raadzaam om een beperkt
uitstel in te bouwen; er is nl. op verzoek van een aantal raadsleden
wel uitstel gegeven.
De heer van Banning vindt de proeve een knappe studie, maar
hij ziet deze proeve niet als de enige mogelijkheid. Ik geef on
middellijk toe dat een andere opstelling mogelijk zou zijn, maar
men heeft elkaar op de uitgangspunten van ae proeve gevonden.
Ik kan niet beoordelen of ae proeve inderdaad in haar geheel
zal worden uitgewerkt; mijns inziens staat deze kwestie ook buiten
de transacties. De heer van Banning heeft nog enkele opmerkingen
gemaakt over de financiële situatie. Ik meen dat ik hem door de
manier waarop ik de gehele proeve benaderd heb al geantwoord
heb. Volgens de heer van Banning zou een bepaald gedeelte van
datgene wat de Pius X-stichting ontvangt naar de gemeente moeten
terugvloeien. Partijen zouden aan opnieuw om de tafel moeten gaan
zitten en mijns inziens zouden wij dan niet tot overeenstemming
komen.
De heer Spanjer heeft met het voorstel ingestemd. Het pro
bleem van de Gezinszorgschool heb ik in mijn beantwoording al
meegenomen. De vragen en opmerkingen van de heren America,
van Caulil en Jansen meen ik eveneens reeds beantwoord te heb
ben. Dat betekent dat wij nu aan de pauze toe zijn; ik schors
de vergadering voor een kwartier.
PAUZE.