1063
11 OKTOBER 1972
De VOORZITTER: De vergadering is heropend.
De heer VON SCHMID: Van de tweede instantie wil ik graag gebruik
maken om nog enkele opmerkingen te maken. Ons standpunt staat tegenover
dat van het college en dat van een groot deel van de raad. Volgens ons gaat
het hier om een cultuurbezit en om de vraag wat daarmee gaat gebeuren,
In de vorige vergadering die aan deze kwestie was gewijd is daarover een
besluit gevallen. Ik meen dat het gezien die vergadering gerechtvaardigd
is bepaalde dingen nog eens op een rijtje te zetten; andere sprekers heb
ben dat dan ook uitvoerig gedaan. Bij onze stellingname speelt de even
tuele rol van wethouder Van Dun in dezen in het geheel nier mee. Tij
dens vorige debatten over Bouvigne hebben wij ons op hetzelfde stand
punt gesteld. Ik hecht eraan nadrukkelijk uit te spreken dat wij wat dat
betreft geen enkele verbinding leggen.
Het opnoemen van vele getallen, het optellen en aftrekken, het
vermenigvuldigen en delen daarvan - straks wordt er misschien ook
nog wortel getrokken - interesseert ons bijzonder weinig, Op zichzelf
kan zoiets bij bepaalde voorstellen heel belangrijk zijn, maar in dit
geval interesseert het ons in het geheel niet, omdat wij nu eenmaal
op het standpunt staan dat wij dit Bredase cultuurbezit niet mogen af
stoten, Het gegoochel met dergelijke getallen vinden wij illustratief
voor de naakte financiële transactie waartoe in dit geval zal worden over
gegaan, Wij zijn er overigens van overtuigd dat dat met de beste bedoe
lingen gebeurt, In eerste instantie is enkele malen gesproken over "kwa
de trouw", maar daar gaan wij niét vanuit. Wij zijn er op tegen dat
een kwestie als de onderhavige, die het cultuurbeleid van Breda direct
raakt, tijdens dit debat "vertaald" wordt in termen van een financiële
transactie,
Breda wil een bepaalde rol spelen in deze regio. Ons inziens zoekt
Breda naar een te grote rol; ik verwijs in dit verband naar het standpunt
dat wij hebben ingenomen met betrekking tot het Turfschip» Van Bou
vigne zou Breda een cultureel centrum kunnen maken, maar dat wordt
niet gedaan; het bezit wordt gewoon commercieel afgestoten. Naar
onze mening zouden er best gemeenschapsgelden aangewend mogen
worden om Bouvigne als een cultureel centrum in eigen bezit te hou
den, mede omdat er dan een tegemoetkoming zou worden verstrekt
in de restauratiekosten. Een dergelijke onderneming zou zeer de moei
te waard zijn» Datgene wat in de vorige vergadering is gebeurd, en wat
nu weer dreigt te gebeuren, is voor ons principieel onaanvaardbaar»
Hoe kan een gemeente die een cultuurbeleid wil voeren ertoe overgaan
om een historisch kasteel zonder meer aan de gemeenschap te onttrek
ken en er een kantoor in te laten vestigen? Dat is toch niet de juiste
bestemming voor een dergelijk gebouw?
Er is gevraagd wat er dan met dit gebouw dient te gebeuren» Ik
geloof dat het in eerste instantie niet de raad is die zich daarover zou
moeten uitspreken» Men zou kunnen veronderstellen dat de wethouder
die belast is met het cultuurbeleid dagen en nachten zou hebben ge
zocht naar een oplossing, om te verhinderen dat dit historische kasteel
zo maar verdwijnt; dat is misschien ook wel roofbouw, maar dan alleen
voor wat betreft de nachtelijke uren in zijn bed» De wethouder heeft
dat niét gedaan en dat betreuren wij ten zeerste» Dit geldt overigens
voor het hele college, dat pretendeert steeds voor het cultuurbeleid
op de bres te staan»
Er zijn bepaalde mogelijkheden voor Bouvigne aan te wijzen,
Het gemeentelijk museum bijvoorbeeld is momenteel verspreid over