11 OKTOBER 1972 1064 een aantal panden: dat museum zou hierin ondergebracht kunnen worden, Bouvigne zou voorts ook als conferentieoord gebruikt kunnen worden, vooral nu het Turfschip steeds minder aan dat doel blijkt te beantwoorden. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van mogelijkheden waarnaar men had kunnen zoeken. Vanavond is ook gesproken over de krediteuren, onder anderen door de heer Sandbeig, Wij menen dat er een mogelijkheid tot exploitatie was ge weest, waaruit deze krediteuren schadeloos gesteld hadden kunnen worden. Dat het moet gebeuren, staat voor ons vast. Ik vind het jammer dat de heer Van Loon op dit ogenblik niet aanwe zig is; ik hoop dat hij zich ergens in het gebouw bevindt waar hij de be raadslagingen toch kan volgen. Allereerst moet ik toegeven dat de heer Van Loon niet de ambitie heeft om wethouder te worden; dat heb ik in eerste instantie ook niet met mijn opmerking bedoeld. Ik geloof echter wèl dat de heer Van Loon de ambitie heeft om vanuit een andere positie in deze raad een zeer dominerende rol te spelen. Die gedachte kwam bij mij op, omdat hij zich in eerste instantie opwierp als degene die ons wel eens even zou vertellen wat er aan de hand was. Later werd dat door de wethouder nog eens onderstreept, die ons meedeelde dat de heer Van Loon eigenlijk alles al had uitgelegd, zodat hij het niet meer hoefde te doen. Dat lijkt mij een ongewenste situatie, vooral omdat verschillende raadsleden te kennen hebben gegeven dat het voor hen allemaal nogal duister was. Als de wethouder daarop dan niet in gaat, omdat de heer Van Loon die vragen al heeft beantwoord, ontstaat er een ongewenste situatie. De heer VAN CAULIL: De heer Van Loon heeft duidelijk gezegd dat hij de mening vertolkte van het overgrote deel van zijn fractie. Ik wil er wel aan toevoegen dat die mening juist vertolkt is. De heer VON SCHMID: Dan is mijn gevoel toch juist, dat wij eigen lijk een fractievergadering van de K, V, P. meemaakten in plaats van een raadsvergadering. Van het college mag immers worden verwacht dat het naar aanleiding van door raadsleden gestelde vragen heel duidelijk tekst en uitleg geeft. Ik vind dit een principieel punt, dat aan de orde moet wor den gesteld. De heer KROON: Mag men zich aansluiten bij een standpunt dat door de grootste fractie naar voren wordt gebracht? Ik heb mij nl. volledig aangesloten bij het betoog van de heer Van Loon. Dat mag toch wel? De heer VON SCHMID: Natuurlijk. Het gaat er mij niet om dat er door de een of andere fractie een standpunt wordt verkondigd; het gaat mij erom dat het college geen antwoord geeft, omdat er al een antwoord is gegeven door de woordvoerder van de grootste fractie. De heer KROON: Ik geloof dat er door het college toch ook wel antwoord is gegeven op vele vragen. De VOORZITTER: Mag ik u verzoeken deze discussie te staken? De heer VON SCHMID: Ik heb er alleen over gesproken, omdat ik vond dat dit punt even aan de orde moest worden gesteld. Naar ik meen is het standpunt dat wij huldigen met betrekking tot het Bouvignecomplex als zodanig vrij duidelijk. Wij hopen dat er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1064