1070 11 OKTOBER 1972 plaatsing noodzakelijk was. Nu weten wij dat allemaal niet. Feit is dat thans op grond van Andere argumenten de gezinszorg daar moet verdwijnen. Op zijn minst zou ik het op prijs stellen als u de raad in de toekomst op de hoogte zoudt willen blijven houden van de ver dere ontwikkelingen en van de antwoorden die de minister, c. q. de staatssecretaris, zal geven op de vragen die u de minister hebt voorge legd. Er is door het college gesproken over de rente van 8°jo over het be drag van 660. 000, Misschien moet ik. het "foefjesverhaal" niet helemaal serieus nemen, maar van ambtelijke zijde is mij verzekerd dat de gesprekspartners hebben gezegd dat het bedrag van 660. 000, - uitgezet kan worden tegen 8%. Als ik dat niet serieus mag nemen, vraag ik mij af welke waarde ik mag toekennen aan andere uitgangs punten, die eveneens in deze proeve zijn opgenomen. Ik houd het er maar op dat het bedrag van 660. 000, - inderdaad kan worden uitge zet tegen een rente van 8°JoZelfs als dat niét zou kunnen, blijf ik van mening dat het door het inbrengen van een groot kapitaal in deze zaak door de gemeente mogelijk moet zijn een goed eindresultaat te bereiken. Naar mijn opvatting zou de gemeente daarin moeten partici peren. Er is vanuit de raad gevraagd of er geen langer uitstel mogelijk zou zijn geweest dan vier dagen. Daarop hebt u, terecht, geantwoord dat men de kwestie moest bezien naar de toestand zoals die op 29 mei bestond. Toch zou ik deze stelling willen omdraaien. Ik had die twij fels op 29 mei, ik heb ze toen geuit en door de feitelijke gang van zaken zijn zij bevestigd. Daarom wil ik u aanraden bijzonder voorzich tig te zijn, mede in verband met de opmerkingen die de heer Sandberg heeft gemaakt ten aanzien van de taak van de leden van de raad. Het argument dat dit op de snelste manier tot een oplossing moet worden gebracht, gaat alleen op als u dat ook inderdaad kunt waarmaken. Dit soort zaken werkt bijzonder frusterend, als blijkt dat wij op een gegeven moment veel meer tijd hebben dan aanvankelijk is medegedeeld. U zult begrepen hebben dat ik ook wat huiverig sta ten opzichte van telefonisch gemaakte afspraken. Ik zou het op prijs stellen als wij op de hoogte gesteld zouden kunnen worden van de correspondentie. Wij herinneren ons namelijk nog heel goed dat er enkele jaren geleden met stelligheid toezeggingen zijn gedaan in het kader van het hoogspoor, waarbij wij met de gebakken peren zijn blijven zitten. De heer Van Loon heeft verklaard dat hij namens het grootste deel van de fractie heeft gesproken. Ik heb niet verteld of ik namens iemand anders heb gesproken, of niet. Het komt mijns inziens de geloofwaardigheid van mijn partij alleen maar ten goede, als er ook minderheidsstandpunten verkondigd kunnen worden. Wie mijn opvattingen geheel of ten dele kan delen, zullen wij bij de stemming wel merken. Ik kan u zeggen dat ik mijn steun aan dit voorstel niet zal kunnen geven. De heer VAN LOON: Deze gelegenheid is mijns inziens niet de meest geschikte om uitgebreid in te gaan op de opmerkingen van de heren Von Schmid en Crul. Op hun opmerkingen zal ik te gelegener tijd zeker te rugkomen. Het ligt niet op mijn weg hier vanavond te praten over de ontwikke lingen die zich in de K„ V. P. -fractie hebben voorgedaan. Ik ben ervan overtuigd dat de heer Crul over deze ontwikkelingen tijdig zal worden ingelicht door de terzake meest competente functionarissen. In eerste instantie heb ik het beeld geschilderd dat de meeste leden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1070