1072
11 OKTOBER 1972
cultuur is natuurlijk niet mogelijk, hoe graag men dit wellicht ook wil.
Uit een artikel in "De Stem" waarin een collega van mij het een en
ander over cultuur gezegd heeft, blijkt dit ook wel. Het is vervelend,
maar geld speelt een rol. Daarom moéten wij erover praten, anders
zou het niet nodig zijn bepaalde prioriteiten te stellen.
Het cultuurmonument blijft behouden; het valt onder Monumenten
zorg. Als déze transactie doorgaat, hebben wij de zekerheid dat het
behoud van dit monument veilig is gesteld, In het andere geval zouden
wij voor twee opgaven komen te staan; het behoud van het monument,
plus de bestemming. Ik geloof dat ik hierover in eerste instantie al het
een en ander heb gezegd.
Nu het cultuurbeleid toch in het geding is, is het goed erop te wij
zen dat het waterschap een positieve instelling heeft ten aanzien van
het gebruik van het park voor cultuurmanifestaties. Daardoor kunnen
wellicht méér mogelijkheden ontstaan voor wat betreft het gebruik door
de Bredase gemeenschap dan in het verleden. Volgens het oude huurcon
tract zouden wij hierover tot het jaar 2030 niets meer te zeggen hebben
gehad; daarbij waren wij bovendien afhankelijk van wat de huurder in
het complex deed. De positieve toezegging van het waterschap ten aan
zien van het gebruik van de tuin biedt zeker mogelijkheden.
De heer AMERICA; Hiertegen wil ik protesteren. Ik vind deze woor
den in strijd met de gastvrijheid die op Bouvigne altijd heeft geheerst.
De VOORZITTER: Ik ben de laatste om te zeggen dat Bouvigne geen
gastvrij oord is geweest. Ik wil er alleen op wijzen dat het gebruik van
het complex altijd aan zeer begrijpelijke beperkingen onderhevig is
geweest. Het protest van de heer America begrijp ik dan ook niet.
De heer Von Schmid was van mening dat er een exploitatie moge
lijk zou zijn waardoor ook de krediteuren betaald zouden kunnen wor
den. Ik vind dit nogal vaag omschreven. Die verwachting steunt nl.
niet op reële cijfers. Nu is er vanuit de raad gezegd dat d&t ook niet
de taak van de raad is; de raad moet de weg aangeven en het college
moet het dan uitvoeren. Dat is mijns inziens echter ook een të vergaan
de rol.
De heer VON SCHMID: Het gaat erom of deze mogelijkheden wer
kelijk onderzocht zijn.
De VOORZITTER; Het is natuurlijk niet mogelijk Slle mogelijkheden
die er eventueel zouden kunnen zijn te overzien. Er kunnen mogelijkhe
den zijn die wij op dit moment geen van allen onderkennen. Ik wil u wel
zeggen dat wij er binnen het mogelijke onze gedachten over hebben la
ten gaan. De mogelijkheid die de heer Von Schmid heeft geopperd heb
ben wij niét gezien. De heer Von Schmid kan dat wijten aan een te be
perkt zicht van het college, maar daarbij wil ik aantekenen dat ook een
college zijn beperkingen heeft die geaccepteerd moeten worden.
Over de dominerende rol die de heer Van Loon in deze raad zou
spelen, behoef ik niet al te veel te zeggen. Het zou de moeite waard
zijn eens na te gaan wie in deze raad de dominerende rollen vervullen.
Ik. kan dat echter niet beoordelen. Mijn indruk is evenwel dat bepaald niet
één persoon in deze raad een dominerende rol speelt; er zijn er meer aan
te wijzen en misschien houden zij elkaar zodoende toch vrij aardig in even
wicht.
De heer Von Scmid heeft mij verweten dat ik in eerste instantie niet