11 OKTOBER 1972 1074 De heer Crul k&n de indruk hebben gekregen dat er van tevoren met de heer Van Loon afspraken zijn gemaakt. Ik kan hem zeggen dat dat beslist niét gebeurd is, maar het valt natuurlijk moeilijk der gelijke dingen te bewijzen. Er is van tevoren geen contact met de heer Van Loon geweest over dit voorstel. De heer Van Loon heeft het voor stel van het college gewoon onderschreven en ik ben blij dat dat een keer gebeurt. De ondergrond van de gezinszorg-school is in de proeve niét in de taxatie opgenomen, zo heeft de heer Crul in tweede instantie nog eens opgemerkt. Ik, wil er de heer Crul op wijzen dat dit geen taxatie is ge weest, maar een bedrag. Of de grond, daarin nu al dan niet is opgeno men, maakt ten aanzien van de gehele opstelling eigenlijk geen ver schil. Het bedrag van 250. 000, - is niet gebaseerd opeen taxatie van de gezinszorg-school. De school was hoger getaxeerd, maar ik weet niet precies meer voor welk bedrag. De heer VAN LOON: 325. 000, De VOORZITTER: Inderdaad; welnu, dat bedrag is niét genomen. Er is gewoon onderling een waarde afgesproken; eigenlijk is het niet eens een "waarde", er is een bepaald bedrag vastgesteld in verband met de latere levering van die school. Wij zeggen de raad toe dat de krediteuren betaald zullen worden. Er moet een regeling worden getroffen, voordat de afwikkeling met de stichting zal plaatsvinden. De heer Crul heeft zich afgevraagd of er in de suggesties die door hem en door de heer Van Banning op tafel zijn gelegd voor de gemeente betere mogelijkheden schuilen. Voor de gemeente zit er duidelijk een betere mogelijkheid in, als er in de loop van de tijd wat geld zou te rugvloeien naar de gemeente van dat bedrag van 1 miljoen. In het kader van de transactie en van de besprekingen die wij hierover gevoerd heb ben is dat evenwel niet te realiseren» Alle problemen zijn eigenlijk terug te voeren tot één vraag: is het dat geld waard? Op dié basis zijn de onder handelingen gevoerd en uitgaande van dat standpunt hebben wij straks vastgehouden aan datgene wat wij in eerste instantie als recht voor de gemeente hebben geclaimd. De cijfers van de heer Van Os zal ik niet aan een beoordeling onder werpen. Ik weet dat er tussen onderwijzers en leraren ook wel eens verschil van mening bestaat over het toekennen van punten aan de leerlingen. Ik vraag mij af of de heer Van Os wat dit betreft de meest objectieve le raar is. De heer VAN OS: Ik heb die cijfers niet gegeven; dat hebben de heren Van Loon en Sandberg gedaan. De VOORZITTER: Ik geloof dat zij geen cijfers genoemd hebben; als de cijfers van dié leraren bekend zouden worden, zouden zij mis schien toch wat anders uitvallen dan de heer Van Os als buitenstaander vermoedt. De heer VAN OS: In dié relatie ben ik ook een buitenstaander! De heer VAN LOON: U zou in ieder geval overgaan, mijnheer de voorzitter.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1074