12 OKTOBER 1972 1080 muraal vormingswerk. Het is mijns inziens daarom belangrijk dat het vormingswerk gecontinueerd wordt, omdat juist in West-Brabant veel vuldig sprake is van een gewestelijke problematiek. Ik wil hierbij drie probleemvelden aanstippen. 1. Op bestuurlijk gebied blijft West-Brabant mijns inziens duidelijk ach ter bij de andere delen van Noord-Brabant. Wij hoeven hierbij alleen maar te denken aan de wijze waarop in de regio de gewestvorming van de grond komt. In de eerste beleidsnota van de regio Breda, welk stuk de raad jammer genoeg niet is toegezonden, wordt gesproken over grenzeloos denken. Ik hoop overigens dat dit stuk, dat de raad nodig heeft om de activiteiten van de regio te kunnen blijven volgen, ons alsnog zal worden toegezonden. In het stuk wordt dus gesproken over grenzeloos denken. Ik geloof dat dat grenzeloos denken in het vlak van de bestuurlijke organisatie dui delijk nog maar pas in ontwikkeling is en dat wij nog veel langer zul len moeten wachten alvorens dat grenzeloos denken in adequaat gren zeloos handelen zal worden omgezet. 2. Uit een vergelijking met de rest van Nederland blijkt dat West-Bra bant op het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling een dui delijke achterstand heeft; ook het streekplan West-Brabant wijst daar op. 3. De stroomversnelling die zich op het gebied van de maatschappelijke ontwikkelingen in ons gewest voordoet. Het gevaar is niet alleen denk beeldig, maar is ook aanwezig dat ons gewest de ontwikkelingen meer ondergaat dan dat het zelf vorm geeft aan de gewenste ontwikkelingen. Het vormingswerk stelt zichzelf tot doel vorm te geven aan de maat schappelijke ontwikkelingen. Dat vraagt, zoals ook gebleken is bij de problematiek van de gehele bestuurlijke organisatie, om een nieu we mentaliteit. Men zal de maatschappelijke ontwikkelingen op een nieuwe wijze moeten benaderen en men zal er zich ook politiek ge zien van bewust moeten worden dat de burgerij veel meer in het di recte bestuur gaat participeren. Ik ben dan ook erg blij dat dit stuk vanavond ter fiattering voorligt. Nog een korte opmerking over de concrete inhoud van het stuk. Er wordt een eenmalige bijdrage gevraagd voor 1972 van 0,03 per inwoner. Mijns inziens is het niet duidelijk waarom geen bijdrage voor zestien maanden gevraagd wordt; uit het voorstel maak ik nl. op dat een dergelijke bij drage wel bij het college van gedeputeerde staten en bij het ministerie van C.R. M. aangevraagd is. Ik heb begrepen dat men in de korte perio de die ons in 1972 nog rest wil toetsen of er voldoende reële behoefte aan deze vorm van vormingswerk bestaat. Mijns inziens is deze periode echter volstrekt onvoldoende voor het waarmaken van een en ander. Ik wil dan ook graag van de wethouder vernemen of het in de lijn der verwachtingen ligt dat voldaan zal worden aan een verdere aanvrage voor een bijdrage, mogelijk subsidie, voor 1973. Mevrouw PAULUSSEN; De P. A. K. -fractie is bijzonder blij dat een groep Westbrabantse burgers, mede op verzoek van de gemeenteraad van Breda (uitvoering motie), een nieuw plan voor vormings- en ontwik kelingswerk heeft uitgewerkt; zoals u weet heb ik aan dat plan zelf mo gen meewerken. Onze fractie heeft het plan dat ter informatie en dis cussie aan het gewest West-Brabant wordt aangeboden nog niet kunnen bespreken. Hopelijk vinden wij in onze fractie, de afdeling culturele zaken en mogelijk ook in deze raad in de komende tijd de mogelijkheid en de gelegenheid om over het plan fundamenteel van gedachten te

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1080