1087
12 OKTOBER 1972
dat door het college genomen is. Ik vind dat onjuist; het is mijns in
ziens niet welvoeglijk de raad voor deze soort voorstellen te plaatsen.
Wij kunnen dit voorstel eigenlijk niet meer verwerpen. De heer Van
Dun knikt nu wel met zijn hoofd, maar ik vraag mij wei af wie het
betaalt als wij het niet betalen.
Verder moet ik zeggen dat het verhaal over C.R. M. eigenlijk het hal
ve verhaal is. Mijns inziens zou C.R. M„ misschien wel bereid zijn
subsidie te verlenen, maar wil dit ministerie een basisplan voor de
recreatie in de regio hebben.
Wethouder VAN DUN; Dat heb ik letterlijk gezegd, mijnheer Van
Os.'
De heer VAN OS: Dat heb ik niet zo begrepen.
Wethouder VAN DUN: Kijkt u de notulen er maar op na'
De heer VAN OS: Wij zullen dus duchtig aan dat plan moeten
werken, waarna wij misschien alsnog subsidie krijgen.
Over het verband met de weg Breda-Baarle-Nassau wil ik tenslotte de
wethouder nog vragen hoe hij zich dan de ontsluiting aansluitend aan
de Schelebrug voorstelt.
De heer VAN MERKOM: Onze fractie zou het toch wel erg prettig
gevonden hebben als het college in een vroeger stadium zijn beslissing
niet alleen aan de afdeling openbare werken, maar ook aan de raad
had medegedeeld. Ook wij zouden echter niet goed weten wat er moet
gebeuren als de raad het voorstel niet goedkeurt.
Wethouder VAN DUN: De heer Geene heeft gelijk; in plaats van
80had ik 81% moeten zeggen.
De heer Van Os heeft gezegd dat het niet welvoeglijk is als het college
een beslissing neemt en daarna de rekening aan de raad presenteert.
Ik geloof dat hij daarin formeel gelijk heeft. Anderzijds doe ik een
beroep op de heer Van Os om zich in te denken in situaties waarin het
college geplaatst wordt, waarbij het ad hoe beslissingen dient te nemen
vanuit een bevoegdheid die het college toch wel duidelijk heeft, zij
het dat het hierbij een zeker risico loopt.
De heer VAN OS: De raad heeft bewezen op elk gewenst moment
te willen opdraven'
Wethouder VAN DUN: Ik meende gisteravond enige tegenzin te
bespeuren, mijnheer Van Os. In ieder geval zag het college zich in
een bepaalde situatie geplaatst en het college heeft gemeend die be
slissingen te moeten nemen. Ik wil tegen de heer Van Merkom ook
nog wel zeggen dat het op dat moment niet goed mogelijk was om
bij de raad met een voorstel tot kredietverlening te komen, omdat
de exacte cijfers ons niet bekend waren. Wij dachten dit te kunnen
voorkomen door de afdeleing openbare werken te informeren. De
heer Van Merkom heeft gezegd en de heer Van Os heeft waarschijnlijk
bedoeld te zeggen dat het belangrijk zou zijn geweest als het college
de raad een mededeling had gedaan. Ik kan met die opvatting wel meegaan
en wij zullen daar ook meer op moeten letten. Overigens weet men dan
niet wat men op datzelfde, moment over zich afroept.