1094 12 OKTOBER 1972 zou worden gehouden. Ik neem aan dat als gevolg van die inventarisa tie enige zaken tevoorschijn zullen komen en dat dat zal leiden tot een verdere opknapbeurt. Dat zal weer nieuwe onkosten met zich mee brengen; ik wil de wethouder vragen of de raad t. z. t. ten aanzien van deze kosten dan weer zijn goedkeuring za] moeten verlenen. Tenslotte wil ik nog even wijzen op een zinsnede in het voorstel, waar mede ik niet zo erg gelukkig ben. Op bladzijde 2 onder punt a staat dat de aansluiting met nieuwe prefab dakramen niet helemaal optimaal is. Ik kan dat "niet helemaal optimaal" helemaal niet meer volgen. De heer JANSEN: In aansluiting aan de woorden van de heer Van Os wil ik ook nog een vraag stellen. Ik heb wel eens gehoord dat de wijk in een erg laag gebied ligt en dat in dit gebied vroeger een rivier tje stroomde. De wateroverlast die men bij zeer hevige regenbuien heeft zou alleen te verhelpen zijn door de huizen twee meter omhoog te brengen of de grond te verhogen en er dan meteen nieuwe huizen op te zetten. Kan de wethouder mij hierover iets meer vertellen? Wethouder VAN DUN: Dit voorstel heeft slechts betrekking op een kredietverhoging ten behoeve van 53 woningen in de Gerardus Majella- wijk, maar het is gezien de vraagstelling uit de raad misschien wel goed iets ruimer aandacht te besteden aan de totale problematiek van de Ge rardus Majellawijk, enerzijds gezien in het licht van de discussie in de raad in oktober 1971, anderzijds tegen de achtergrond van de hearing die ongeveer twee weken geleden in de wijk zelf gehouden is en waarbij een aantal raadsleden aanwezig was. Wat is het probleem? In 1961 heeft de gemeente zich het eigendom verworven van 333 woningen, ten aanzien waarvan nu gesteld kan worden dat zij niet alleen economisch maar ook technisch totaal zijn afgeschreven. Hiermede hangen weer drie problemen samen: 1. Een financieel probleem. Een eventuele opknapbeurt zou zoveel geld gaan kosten dat de gemeente dat niet kan opbrengen. 2. Er zal dan moeten worden gezorgd voor vervangende huisvesting voor de 333 gezinnen die in de Gerardus Majellawijk wonen. 3. De vraag doet zich voor wat er bij een eventuele toekomstige ontrui ming van de wijk met de vrijkomende grond gebeuren moet. Deze drie problemen liggen mijns inziens aan het geheel ten grondslag. Zoals bekend hebben wij met de provinciale directie en het departement over de problematiek van de Gerardus Majellawijk uitvoerig gesproken en voeren wij over deze kwestie nog steeds besprekingen. De raad zal zich herinneren dat tijdens de discussie in de raad in okto ber 1971 aan de orde is geweest dat de provinciale directie en het rijk in het geheel niet bereid waren om in de kosten ten aanzien van de 53 wo ningen op enigerlei wijze te participeren, omdat een en ander economisch en op grond van de subsidievoorschriften een intolerabele zaak werd ge noemd. Op voorstel van het college heeft de raad daarna besloten de totale opknapbeurt voor rekening van de gemeente te doen uitvoeren. Wij hebben die opknapbeurt uitgevoerd en ik geloof dat wij daar blij mee mogen zijn. De heer Van Merkom heeft gevraagd hoe de provin ciale directie en het rijk over de kredietverhoging denken. Dat speelt geen enkele rol; Den Bosch en Den Haag participeren niet in de opknap beurt en het kan beide partijen dus geen laars schelen of wij het krediet verhogen. Dwars door de wijk heen loopt nog een complex van 150 woningen en een complex van 130 woningen. De bouwkundige situatie van de 150

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1094