1097 12 OKTOBER 1972 situatie vooruit te lopen. De heer Van Duijl tenslotte heeft nog gevraagd wat er moet gebeuren als de gemeente gelijk heeft en er over vijf, c. q. tien jaar gesloopt moet worden. Ik ben het volledig met hem eens dat de bewoners bij zonder wijkgebonden zijn; dat is ook tijdens de hearing gebleken. Mijns inziens ressorteert deze kwestie niet alleen onder de wethouder van openbare werken, maar mede onder wethouder Van Raaff, Wij hebben deze zaak besproken en hebben gesteld dat er, als de levens duur van de woningen inderdaad zo beperkt blijkt te zijn als wij ons voorstellen, interdisciplinair naar een oplossing zal moeten worden gezocht. De mensen zullen dan niet alleen in een nieuwe woonsituatie begeleid moeten worden als dat een nieuwe wijk betreft. De heer Van Duijl heeft de suggestie gedaan om te onderzoeken of het mogelijk is de bewoners in een nieuwe woonsituatie in dezelfde wijk te plaatsen. Deze gedachte leefde reeds sinds enige tijd bij ons; ook wij zijn van mening dat deze mogelijkheid, ook op de financiële haalbaarheid, moet worden onderzocht. Ik wil in dit verband nadrukkelijk stellen dat het slopen van de woningen geen verband houdt met een bestem mingsplan; de gemeente heeft helemaal geen bestemmingsplan voor de wijk. Ik weet niet of de omzetting van oude in nieuwe huizen op dezelfde plaats kan worden gerealiseerd en ik ben niet brj machte hierover op dit moment toezeggingen te doen. Deze kwestie speelt echter mede een belangrijke rol. De heer VAN DUUL: Ik vond het prettig van de wethouder te ver nemen dat hij de door de bewoners geuite klachten zal laten onderzoe ken en voor gegronde klachten een oplossing zal zoeken. De wethouder heeft ook nog even gesproken over de wateroverlast en de riolering. Ik weet dat dat een probleem is. Eigenlijk zou er een totaal nieuwe riole ring gelegd moeten worden, maar ik kan mij voorstellen dat dat gezien de situatie financieel niet haalbaar is. Dat neemt niet weg dat ik toch van mening ben dat het gezien het technisch vernuft waarover wij van daag de dag beschikken mogelijk moet zijn om de wateroverlast door middel van bepaalde voorzieningen te beperken. Het is de wethouder immers bekend dat de wateroverlast en de vochtigheid van de woningen voor een groot deel door de ontoereikende riolering veroorzaakt worden. Dat is temeer een reden om na te gaan of daaraan iets te doen is. Ik moet verder toch nog even terugkomen op het punt van de renovatie voor een periode van resp. vijf en tien jaar. Tijdens de hearing heb ik vernomen dat.de wethouder moet mij zo nodig maar corrigeren, in één bepaal de straat de woningen aan één zijde van deze straat voor een periode van vijf jaar en aan de andere zijde voor een periode van tien jaar worden gerenoveerd. Ik zie de situatie dan al voor mij. Ik denk dan aan de situatie die wij in de Leuvenaarstraat-Middellaan gekend hebben en ik geloof dat wij het er toch allemaal wel over eens zijn dat wij deze situatie in Breda nooit meer moe ten hebben. Ik ben misschien niet helemaal content, maar ik vind het toch prettig dat de wethouder positief is ingegaan op mijn suggestie om te bekijken of er, indien in de" toekomst de woningen zouden moeten worden afgebroken, ter plaatse nieuwe woningen zouden kunnen worden gebouwd. De wijkgebondenheid, die in dit geval heel duidelijk naar voren komt, zou op die manier behouden kunnen blijven. De heer VAN CAULIL: In de afdeling openbare werken zijn al deze zaken ook wel degelijk besproken» Wij hebben wel met de gedachte

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1097