1099 12 OKTOBER 1972 de mening van het college horen. De heer VAN OS: Ten aanzien van de waterschade moet ik toch wel opmerken dat deze niet helemaal geweten kan worden aan een eventueel onvoldoende riolering. Uit het voorstel (bladzijde 2, punt a) blijkt in ieder geval dat de gebrekkige aansluiting van dakpannen met dakramen ook oorzaak is van wateroverlast. Ik heb begrepen dat de wethouder de boot wat heeft afgehouden toen hij sprak over de onkosten die deze wateroverlast met zich heeft meegebracht. Ik wil toch graag bij voorbaat stellen dat de bewoners van de desbetreffende huizen in ieder geval part noch deel hebben aan de oorzaak van de wateroverlast en dat zij derhalve gevrijwaard zullen moeten worden voor de kosten. De wethouder heeft gezegd dat hij de zaak in handen van de verzeke ringsmaatschappij heeft gegeven en dat de zaak opnieuw bekeken zal worden als de verzekeraars de claim afwijzen. Dat vind ik niet juist. Mijns inziens moeten wij op voorhand tegen de bewoners zeggen dat zij de schade die zij door de wateroverlast hebben ondervonden, in ieder geval niet voor eigen rekening behoeven te laten herstellen. Verder heb ik nog geen antwoord gekregen op mijn vraag naar de be tekenis van de woorden "niet helemaal optimaal", maar misschien weet de wethouder het ook niet. De heer SEVERENS: Ik beluister dat er ten aanzien van de levens duur van een aantal woningen verschil van mening bestaat tussen de bevolking en het college of de technische diensten die hierover gead viseerd hebben. Ik wil het college vragen of het, indien de samenwer king tussen de bevolking en een aantal gemeentelijke diensten niet zo best is, deze samenwerking zou kunnen bevorderen door de adviezen van de eigen dienst en de provinciale dienst voor de bevolking ter inzage te leggen. De bevolking zou zichzelf dan kunnen overtuigen. De heer VAN MERKOM: Over vijf jaar is het misschien wel econo misch verantwoord om de huizen verder op te knappen; ik denk maar aan de enorme stijging in de nieuwbouwprijzen. 5 jaar geleden dacht ook nog niemand aan renovatie. De heer Van Duijl heeft ook al naar voren gebracht dat het prettig zou zijn als meteen nadat eventueel tot sloop van de huizen wordt overge gaan met nieuwbouw zou kunnen worden gestart. Er zijn maar weinig terreinen voor nieuwbouw beschikbaar en is het daarom misschien mo gelijk om nu reeds plannen te maken voor nieuwbouw meteen na de sloop? Wethouder VAN DUN: Ik geloof dat ik in eerste instantie een dui delijk exposé gegeven heb van de problematiek die in de Gerardus Ma- jellawijk aan de orde is. Mag ik mij in mijn beantwoording, uitgezon derd ten aanzien van de heer America die nogal indringend op een be paald facet van de zaak is ingegaan, beperken tot verwijzing naar mijn antwoord in eerste instantie, De heer Van Caulil is al op weg naar een oplossing. Ik heb gezegd dat wij het wijkcomité ter zake van de gehele noleringsproblematiek in contact gebracht hebben met onze civiel-technische afdeling. Wij heb ben in de afdeling openbare werken over dit punt gesproken en het is duidelijk dat een oplossing gevonden moet worden. Deze oplossing zal met het oog op de te verwachten levensduur van de wijk niet gezocht moeten worden in de richting van een nieuwe riolering, maar het moet,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1099