17 FEBRUARI 1972
108
voorstel het wederom voor een jaar te doen. Het volgend jaar kunnen
wij het dan opnieuw bekijken.
Wethouder VAN DUN: Er bestaat inderdaad een landelijke regeling
waarin deze problematiek is geregeld. Zo kan men het inderdaad bekijken.
Aan de andere kant meen ik dat de sprekers ook oog hebben voor het feit
dat het wat vreemd is als wij, met het oog op de nare woonsituatie in
Breda en in de wetenschap dat het enige redmiddel daarin is het eigen
woningbezit, in die situatie het eigen woonbezit gaan verminderen, zij
het dan ook in geringe mate, verminderen door verkoop van woningwet
woningen. Van die kant heeft het college dit vraagstuk willen benaderen.
Inderdaad zijn wij van mening dat de motivering die ten grondslag lag
aan het voorstel van maart 1971 nu nog geldt. De raad kan er van op
aan dat wij, wanneer die motivering mocht komen te vervallen, bij
de raad terugkomen met een voorstel om het indertijd genomen besluit
in te trekken. Om die reden heeft het college gemeend het voorstel
niet te moeten clausuleren in de tijd, maar mocht de meerderheid van
de raad er behoefte aan hebben het voorgestelde amendement over te
nemen, dan is daartegen van de kant van het college geen enkel be
zwaar.
De heer VAN CAULIL: Als ik het goed begrijp wil de wethouder
dus afwachten hoe de raad zich uitspreekt. Is het echter niet mogelijk
dat het college dit verzoek overneemt? Uit de opmerkingen die zijn
gemaakt blijkt immers dat dit een vrij algemeen gevoelen is en dan
is het meteen rond.
Wethouder VAN DUN: Ik heb alleen de heren Van Caulil, Kroon
en Spanjer horen spreken.
De heer VAN CAULIL: Ik sprak namens de gehele K. V. P. -fractie.'
Wethouder VAN DUN: Zeker, dat doet verder aan uw spreekvaar
digheid niets af.'
Als dit inderdaad de mening van de raad is - en dat wordt niet
weersproken - belet niets het college dit voorstel over te nemen en de
zaak te clausuleren tot een jaar.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
aldus geamendeerde voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
16. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS INZAKE HET
BENZINEVERKOOPPUNT OP HET N. A.C. -TERREIN AAN DE IRE-
NESTRAAT.
De heer DEES: In het preadvies komen in feite twee aspecten
aan de orde: in de eerste plaats de kwestie van het benzinestation en
in de tweede plaats andere mogelijkheden om de financiële positie
van N.A.C. te verbeteren.
Met betrekking tot het eerste punt zou ik willen opmerken dat
onze fractie de argumentatie van het college, met alle nuances en
met alle gestelde voorwaarden, alleszins deugdelijk en rechtmatig
acht. Met name het feit dat er een scherp onderscheid wordt gemaakt
tussen de privaatrechtelijke mogelijkheden om N.A.C. op basis van
de notariële akte van 1939 toe te staan een deel van het terrein te