1119 16 NOVEMBER 1972 geldt niet alleen voor het taxibedrijf hier ter stede en voor de acht Bredase huurautobedrijven, maar ook voor de beroepschauffeurs van vrachtauto's; dit laatste is mijns inziens echter niet ter zake. Naar mijn mening is de kwestie in de actualiteit gekomen door berichtge vingen over een plaatselijk bedrijf, de "Peutax". De directie van dit bedrijf heeft de twee reeds door mij gememoreerde beschuldigingen geuit en heeft bovendien verklaard dat zij, zich houdende aan het rijtijdenbesluit, tot een verliesgevende exploitatie komt, die veroor zaakt wordt doordat andere huurautobedrijven in Breda zich niet aan dit rijtijdenbesluit houden. Deze nadelige exploitatie is voor de direc tie van de "Peutax" reden om haar bedrijfsvoering te staken of om naar middelen uit te zien om haar bedrijf op andere wijze voort te zetten. Ik geloof dat er dan toch wel sprake is van een merkwaardige situatie. De directie van de "Peutax" stelt dat haar bedrijf zich houdt aan de 51 uren, die voorgeschreven zijn in het rijtijdenbesluit, en dat de huur autobedrijven dat niet doen. Mijns inziens is dat voor de plaatselijke overheid een vrij moeilijke zaak; beide stellingen kunnen nl. niet bewezen worden. Desgevraagd hebben de vertegenwoordigers van de huurautobedrijven tijdens de reeds genoemde bijeenkomst aan mij en anderen verklaard dat ook zij niet meer dan 51 uren per week rijden. Alles bij elkaar genomen kunnen wij spreken van drie onbewezen, niet-weegbare stellingen. Ik vraag mij dan af wat de taak van de overheid ten aanzien van deze zaak is. Ik meen met deze schets van de situatie te hebben aangegeven dat het toch wel een merkwaardige constatering is als men zegt dat het college en de politie ten aanzien van deze aangelegenheid verwijten dienen te worden gemaakt. In de tweede plaats meen ik er goed aan te doen om enige zaken uit het verleden te verduidelijken. De situatie en de discussie die hier aan de orde zijn dateren niet van vandaag of gisteren. Al jaren lang is een en ander onderwerp van gesprek geweest. Het is ook niet teke nend voor de Bredase situatie; in bijna alle steden in Nederland, waar taxi- en huurautobedrijven opereren, doet deze situatie zich voor. Reeds in 1970 heeft het voormalig college van burgemeester en wet houders, deze situatie onder ogen ziende, besloten alle betrokken on dernemers bij elkaar te roepen voor een gesprek. Men dacht toen - ik kom daarop straks nog terug - dat een oplossing voor de problematiek zou kunnen worden gevonden in de invoering van een centraal dienstrooster, annex centraal telefoonnummer. Merkwaardigerwijs had niemand van de indertijd aanwezigen bezwaar tegen invoering van dat z. g. centrale dienstrooster. Het gevolg van die bespreking is geweest dat er een com missie, bestaande uit werkgevers, werknemers en afgevaardigden van de personeelsbonden, werd geformeerd. Deze commissie kreeg tot taak een voorstel te doen om te komen tot een centraal dienstrooster, annex centraal telefoonnummer. Die commissie heeft zich op verschillende plaatsen georiënteerd en heeft daarna een vragenlijst samengesteld, die zij aan de negen Bredase bedrijven heeft aangeboden. Slechts één be drijf heeft de desbetreffende gegevens ingestuurd. Daarna heeft de com missie nogmaals vergaderd, waarbij men heeft getracht het wantrouwen dat kennelijk ten aanzien van het centrale dienstrooster bestond, weg te nemen. Na afloop van de vergadering bleek dat geen der aanwezigen er bezwaar tegen had om normaal verder te gaan. Wij moeten natuurlijk wel in de gaten houden dat met name het "ja" of "neen" zeggen tegen een centraal dienstrooster door de huurautobedrijven moet worden gezien in het licht van een aantal specifieke klanten, die deze bedrijven hebben, nl. begrafenisondernemingen en besturen van ziekenfondsen. Er is een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 1119